Met de zoektocht van veel bedrijven naar nieuw personeel, is het belangrijker dan ooit je de vraag te stellen: ‘hoe houden we onze vakmensen fit, enthousiast en gelukkig, zodat ze hun werk blijvend met plezier kunnen doen?’ Instroom is één route om kennis en kunde in huis te krijgen. De andere is investeren in de mensen die al in je bedrijf werken. Dit betekent investeren in kennis en kunde maar ook in fit en met plezier werken. OTIB en sociale partners slaan daarom de handen ineen om voor de komende jaren een agenda voor duurzame inzetbaarheid op te stellen. Wat is er nodig? Waar kunnen we ondersteuning bieden? Wat zijn goede voorbeelden om je door te laten inspireren? Iedereen heeft er belang bij dat vakmensen zich op hun plek voelen in het bedrijf, voldoening uit hun werkzaamheden halen én vooral hun talenten kunnen benutten. Zo blijf je vitaal en fit. Maar dit vereist wel actie. Het vraagt om afstemming, het voeren van goede gesprekken en oog hebben voor wat vakmensen nodig hebben om zich bij het bedrijf betrokken te blijven voelen. Deze inzet bevordert de gezondheid van de vakmensen en kan ervoor zorgen dat talent voor het bedrijf behouden blijft. Investeren in duurzame inzetbaarheid is dus werken naar een win-win-situatie. Natuurlijk is realisme ook op zijn plek. Aandacht voor duurzame inzetbaarheid voorkomt niet dat mensen van baan wisselen. Maar door de eigen ontwikkeling en talenten centraal te stellen en oog te hebben voor de mens achter de vakmens weet je
Categorie: Column
Rainshowers, bubbelbaden, stoomcabines; de consument pakt weer flink uit nu de economie is opgebloeid. En waarom ook niet, we hebben geld en water genoeg in ons kikkerlandje. Toch ligt er watergebrek op de loer, waarschuwen experts. Hebben ze gelijk of zijn het doemdenkers? Eric van der Blom is werkzaam als Vakspecialist Sanitaire Technieken bij Techniek Nederland. De ervaren en gedreven expert trekt aan de bel: “misschien moeten we een stapje terug doen in ons watergebruik.” Waarom? “De afgelopen zomer hebben we een lange hete en droge periode gehad, met als gevolg een dalende grondwaterstand. Het kostte bovendien de nodige moeite om het grondwater in de kusstreek niet brak te laten worden. Drinkwaterbedrijven waarschuwen nu consumenten om zuinig om te gaan met drinkwater. Uit Big Data onderzoek is naar voren gekomen, dat we de komende vier jaar grote kans hebben op vergelijkbare hete en droge periodes. Met alle gevolgen vandien.” Maar waar hebben we het over? Nederland wordt toch niet voor niets een waterrijk land genoemd? Een paar hete zomers moeten we toch wel aankunnen? “Ogenschijnlijk wel, maar de drinkwaterbedrijven krijgen te maken met grote problemen. Als het zo warm is, gaan mensen vaker douchen, hun tuin sproeien of de kinderbadjes laten vollopen. Dat zorgt vooral in de ochtend- en avonduren voor grote pieken in het drinkwatergebruik. Om tegemoet te komen aan die piekvraag, kan de druk in het distributienet worden verhoogd. Dit leidt echter tot een toename van de stroomsnelheid en wrijvingsverlies in het distributienet. Consumenten dichtbij het pompstation gaan
Het is u wellicht opgevallen dat tapwatertemperaturen tegenwoordig steeds lager ingesteld staan. Veel merken ketels worden geleverd met een tapwatertemperatuur van 55 °C als ingestelde waarde. Deze ketels beschikken dan wel over een legionellaregeling die eens in de week een temperatuur levert van 65 °C. Warmtepompsystemen houden vaak een boilervat op 55 °C en brengen deze eens per week naar een temperatuur van 65 °C. De waterwerkbladen stellen voor circulatieleidingsystemen de temperatuur bij het tappunt en in de retourleiding op 60 °C. Iets wat met een boilervat van 55 °C niet te bereiken is zonder extra opwarming in het leidingsysteem. Dit levert naar mijn mening verschillen op in de normeringen. Aan de ene kant gaat de norm akkoord met een boilervat die een temperatuur van 55 °C heeft en eens per week boven de 60 °C komt. Aan de andere kant mag een circulatieleiding deze temperatuur niet bereiken, terwijl een circulatieleiding eigenlijk ook deels een warmtebuffer is, alleen met stroming. Een publicatie uit 2007 van de World Health Organisation (WHO) stelt ook dat er sterfte van Legionella plaatsvindt bij een temperatuur van 50 °C, echter minder snel dan bij 60 °C. Nu wil ik niet stellen dat dit een vrijkaart is om de temperaturen van circulatieleidingsystemen te verlagen. Legionella is iets waar je niet besmet mee wilt raken. Echter, wellicht is het een onderzoek waard om de effecten te bekijken. Dit kan net zo goed als resultaat hebben dat boilervaten een hogere temperatuur nodig hebben. Tim Visser Installatiebedrijf Visser in
De vraag naar water wordt steeds groter, terwijl het tegelijkertijd steeds schaarser wordt. Voor warm tapwater geldt: hoe groter de vraag, hoe groter de energievraag en dus de CO2-uitstoot. Qua comfort willen we er zeker niet op achteruit gaan. Maar hoe kunnen we dan toch met een goed gevoel een warme douche nemen? In moderne, goed geïsoleerde woningen wordt het aandeel tapwater (300 m3 gas) steeds dominanter binnen het energiegebruik in woningen. De traditionele cv-ketel levert trouw de gevraagde hoeveelheden warm water, evenals de direct en indirect gestookte boilers (resp. op gas en elektriciteit). Het kan energiezuiniger als opgewekte zonne-energie via een zonneboiler wordt gebruikt om het eigen tapwater voor te verwarmen. De hybride verwarmingsoplossing, de standaard hr-ketel in combinatie met de warmtepomp, is een duurzaam én flexibel alternatief voor de bestaande bouw. Deze heeft geen groot voorraadvat nodig. Het tapwaterrendement van de nieuwste generatie hr-ketels is gestegen naar meer dan 90% door productinnovaties (zoals PFHRD), waardoor er efficiënt en energiezuinig tapwater bereid wordt. Kortom, gegarandeerd woongenot en comfort. Energiebesparende maatregelen die óók inzetten op minder waterverbruik met behoud van comfort zitten in andere innovaties, zoals een douchewisselaar en recirculatiesysteem. Bij een douche met een warmteterugwinsysteem wordt het douchewater, dat nog circa 35°C is, geleid langs een warmtewisselaar. De warmte daaruit wordt overgedragen aan het koude water waardoor er minder warm water bijgemengd hoeft te worden. Het recirculatiesysteem gebruikt hetzelfde douchewater steeds opnieuw. Tijdens iedere douchebeurt wordt het warme water opgevangen én direct gefilterd. Om dit schone én relatief warme
Privacy, het is een groot goed in Nederland. Maar het continu borgen van privacy is best lastig. We kennen de nieuwssensaties. Van een bij het huisvuil gevonden pc vol met belangrijke informatie tot aan wereldwijde hacks van databases vol met betalingsgegevens. Het lekken van klantinformatie ligt om de – bekende – hoek. Medewerkers horen en zien veel bij klanten. Soms is wat gezien wordt overweldigend. Technische hoogstandjes in mooi ingerichte woon- en werkomgevingen waar ogenschijnlijk kosten noch moeite gespaard zijn. Soms zo mooi dat je graag anderen daarover wilt vertellen: “Wat ik nou toch gezien heb?” Zo maar doorverteld via mond-tot-mond of via sociale media. Een foto is zo gemaakt en geplaatst op Twitter, Facebook of Instagram. In de meeste gevallen gebeurt het onbewust. Ik denk dat iedere professional de grens tussen het verstrekken van informatie en privacygevoelige informatie goed weet te vinden. Maar toch, in een ‘split second’, is al meer gezegd dan voorgenomen. In het noemen van referentieprojecten bijvoorbeeld. Denk zo maar eens aan een uitspraak als: “…dit hebben we bij klant zus-en-zo ook op precies dezelfde wijze gedaan en daar werkte….”. Voor je het weet vertel je te veel! Een klant vertrouwt zijn zakenpartner op een zorgvuldige manier van omgaan met de specifieke bedrijfs-, persoons- of installatiegegevens. Het is van belang om vertrouwen niet te schaden. Blijf daarom continu scherp op het onbewust verstrekken van (klant)informatie. In presentaties, in verkoopgesprekken, tijdens cursussen of servicemomenten, etc., etc., etc. Niet alleen als ondernemer, maar ook onder of bij de
Ondanks de vele inspanningen om een leven lang ontwikkelen te stimuleren neemt de deelname aan opleidingen en trainingen de laatste jaren niet of nauwelijks toe. De redenen hiervoor zijn divers, zo blijkt uit het recent verschenen rapport ‘Grenzen aan een leven lang leren’ van het Sociaal Cultureel Planbureau. Eén van de redenen voor het laten passeren van ontwikkelkansen is dat medewerkers hiervoor niet altijd de noodzaak voelen. Medewerkers besluiten vaak pas tot scholing wanneer zij concreet uitzicht hebben op ander werk of wanneer de overstap naar een andere baan al is gemaakt. Daarnaast stelt ongeveer een kwart van de medewerkers dat zij (te) hoge drempels ervaren, zoals familie- en gezinsverplichtingen maar ook werkverplichtingen, persoonlijke omstandigheden, scholingskosten en een gebrek aan ondersteuning vanuit de werkgever. Het beste uit je zelf halen is dus niet alleen een kwestie van willen, maar vooral ook van praktisch organiseren. Dit is in het belang van zowel de werknemer als de werkgever. Als branche staan we immers voor grote uitdagingen. In de zorg, rond de energietransitie en met de robotisering. Deze uitdagingen vragen om goede wegwijzers. Waar kun je wat vinden? Wat heb je nodig om je vakmanschap te versterken? En hoe blijf je aan het stuur van je eigen loopbaan? Om de route naar een leven lang ontwikkelen te versterken moeten werkgevers een goede leercultuur realiseren. Tegelijkertijd is er ook partnerschap van het onderwijs nodig. Meedenken, meebewegen en eigenlijk: mee-ontwikkelen. De mogelijkheden zijn eindeloos en de inzet van innovaties maakt leren overal en altijd mogelijk.
Apps, BIM, IoT, Big Data; als sector krijgen we steeds meer te maken met digitalisering. Dat was de afgelopen ISH ook goed zichtbaar. Maar is die digitalisering wel zo zaligmakend als fabrikanten ons willen laten geloven? Zijn we niet bezig door te slaan? Arjan Schrauwen werkt als thema-coördinator Informatisering bij ISSO. Vanuit die hoedanigheid buigt hij zich over thema’s als Big Data, het Bouwwerk Informatie Model en Cyber Security. IZ voelde hem aan de tand over de steeds verder gaande digitalisering van onze sector. De bouw- en installatiesector krijgt steeds meer te maken met digitalisering. Kunt u twee opvallende voorbeelden noemen? “Jazeker. Allereerst wordt het steeds normaler om te gaan bimmen bij projecten. Opmerkelijk als je kijkt hoe er een jaar of 10 geleden nog tegenaan werd gehikt. En er worden nu methodes ontwikkeld om alle gegevens die sensoren hebben verzameld te ontsluiten ten behoeve van het beheer en onderhoud van gebouwen en installaties.” Op welke manieren houdt ISSO zich bezig met het thema digitalisering? “In algemene zin door kennis over het onderwerp te verzamelen en op een laagdrempelige en toegankelijke manier te ontsluiten voor de bouw- en installatiesector. We ontwikkelen bijvoorbeeld een platform met de werknaam Barbra. Dit platform geeft gericht antwoorden op vragen van professionals uit de bouw- en installatiesecotor. Daarnaast zijn we ook betrokken bij hele gerichte onderzoeken, bijvoorbeeld naar Cyber Security binnen de sectoren.” Tijdens de ISH werden we gebombardeerd met slimme oplossingen, apps en ga zo maar door. Zijn we als sector niet bezig door
Controles, audits, keuringen, certificering; allemaal termen van de laatste jaren, we worden er mee overspoeld. Vroeger werd een complete installatie gekeurd door een medewerker van het gas- of waterleidingbedrijf en werden op- of aanmerkingen aan je gemeld. Je zorgde dat het verholpen werd en het niet meer gebeurde. Het vervangen van een ketel werd gecontroleerd. Een stukje leiding vergeten te beugelen, een rookgasafvoer niet goed vastgezet? Je kon het verhelpen voor de goedkeuring kwam. Tegenwoordig moet dat allemaal door de bedrijven zelf gebeuren. Ik kan me daarbij niet aan de indruk onttrekken dat dit vaker niet dan wel wordt gedaan. Jammer, het zorgt voor problemen met een negatieve uitstraling naar ons vak. Er worden steeds vaker kleine fouten gemaakt, met soms flinke gevolgen. Wat is hiervan de oorzaak? Onoplettendheid, concentratieverlies, verslapte aandacht. Misschien is de smartphone wel de oorzaak? Want een servicemonteur kan tegenwoordig geen ketelonderhoud meer uitvoeren zonder een keer gestoord te worden door een ‘pling’ of ander geluid van zijn mobieltje, wat hem gelijk naar zijn telefoon doet grijpen. Gelijk willen kijken, terwijl de meeste berichten niet eens werk gerelateerd zijn. Vaak wordt kort gereageerd en verder gegaan met het werk. Maar een kleine fout is dan snel gemaakt. In de montage is het niet anders. Lopend over bouwplaatsen zie je meer mensen met een telefoon dan met ander gereedschap in de hand. De aandacht is zo minder bij de werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden. Ook dan is een foutje snel gemaakt. Een vaak gehoord argument is dat
De ISH is een belangrijke internationale beurs. Er was altijd al veel aandacht voor verbrandingstoestellen – op olie, gas, hout en nu ook waterstof (H2) – maar warmtepompen nemen inmiddels een steeds prominentere plek in. Opvallend is hoe verschillend landen omgaan met dezelfde uitdaging voor het verlagen van de CO2-uitstoot. Bij verwarmingstoestellen zie je steeds meer aandacht voor de esthetische afwerking en bediening. Met name de bediening wordt allesomvattend. Digitale platformen worden gebouwd, waardoor verschillende systemen van verschillende fabrikanten met elkaar kunnen communiceren, met als doel: een behaaglijk binnenklimaat dat optimaal gebruik maakt van de beschikbare energiebronnen. De toekomst stelt andere eisen aan installaties en dus aan installateurs. Hebben we straks genoeg mensen om die nieuwe installaties aan te leggen. Er zijn opleidingen voor nieuwe technieken maar hebben we eigenlijk wel genoeg gekwalificeerde mensen om de huidige installaties te onderhouden en te vervangen? Bij het huidige tempo van nieuwbouw moeten we realiseren dat 90% van de woningen in 2030 er nu al staan. De mogelijkheden bij vervanging en renovatie zijn afhankelijk van de beschikbare energiebronnen en budgetten, maar ook van de politieke ambities van gemeentes om invulling te geven aan het Klimaat Akkoord van Parijs. Verbrandingstoestellen en hybride systemen zullen in vaak het enige haalbare alternatief zijn. De aandacht van overheid, toezichthouders en installatiebranche voor de energietransitie moet uiteraard niet ten koste gaan van de inspanningen voor certificering van installateurs en registratie van installaties. Rogafa blijft actief bij het opstellen van richtlijnen, kwaliteitseisen en normen die o.a. de veiligheid verhogen
Gebeurtenissen komen soms bijzonder onverwachts, plotsklaps kan alles anders zijn. Zo is het vaak in den Haag. Van de ene op de andere dag moet iedereen van het gas af en in een elektrische auto. De installatiebranche zal het toejuichen maar er is nu al een tekort aan vaklui. Het gaat net zo impulsief en ondoordacht als in 1999 na de legionella-uitbraak op de Flora. Toenmalig minister Pronk sloeg met zijn vuist op tafel en zei: “Alle collectieve installaties moeten binnen een jaar een risicoanalyse en een beheersplan hebben.” Als bestuurslid van de Stichting Veteranenziekte heb ik destijds een gesprek met hem gehad en verteld dat dit onmogelijk is vanwege een gebrek aan goede inspecteurs, maar hij wilde een daad stellen. Bij Legionella gaat het als volgt: nergens van bewust adem je een aerosol in en je merkt er de eerste dagen niets van. Je bent ziek maar weet het niet. Zoiets vergelijkbaars is mij nu overkomen. Dit wil ik met u delen, zonder medelijden te willen opwekken of in de slachtofferrol te kruipen. Gewoon als boodschap, zoals ik die in mijn columns vaak meegaf. Onlangs gleed ik in een supermarkt uit over reclamefolders op een tegelvloer. Met een dreun kwakte ik tussen de stellingen. Ik wist het direct: heup gebroken, veel pijn. In het ziekenhuis bleek ik vervolgens teveel witte bloedlichaampjes te hebben. Oorzaak: CML (leukemie). Eigenlijk een geluk bij een ongeluk dus. Gek genoeg zag ik direct een link met Philadelphia, waar de eerste legionella-uitbraak plaatsvond. In 1960