Op iedere beurs zie je ze wel rondlopen; de Zelfstandige Zonder Personeel. De kleine ondernemer die zijn eigen toko runt en als we de verhalen mogen geloven, vaak het Walhalla heeft gevonden. Maar is dat wel echt zo? Lino Noya Mahn is 37 jaar oud. De Rotterdammer werkt al sinds zijn 13e in de installatietechniek. Een paar maanden geleden hakte hij de knoop door en begon hij voor zichzelf met Noya Installatietechniek. Klinkt mooi zo’n avontuur, maar mist hij niet de oude zekerheden en zijn collega’s? Hoe ben je zo jong in de installatietechniek terecht gekomen? “Toen ik 13 was, kon ik aan de slag bij een installatiebedrijf als vakkenvuller. Ze hadden namelijk ook een winkel. Ik mocht al snel mee op pad met monteurs om spullen te sjouwen. Gaandeweg kreeg ik het vak onder de knie en op mijn 15e werd ik gedropt bij een woning en zeiden ze ‘installeer de boel maar’.” Je hebt jarenlang als monteur gewerkt en toen de overstap gemaakt naar een commerciële functie bij een groothandel. Waarom? “Ik merkte als monteur al dat ik technisch-commercieel was aangelegd. Ik vond het leuk om met de klant mee te denken en hem te adviseren. Als accountmanager kon ik wat dat betreft helemaal mijn ei kwijt. Ik genoot van mijn werk, het klantencontact, orders scoren en natuurlijk de bonussen.” Al die jaren was je in vaste dienst. Wat vond je daar prettig aan? “Je had de zekerheid van een vast inkomen, ook bij ziekte. En ik had
Categorie: Column
Lang geleden begon de basisopleiding op de lagere school. Daarna kwam er een kleine splitsing: je ging naar de technische school, een hogere school of aan het werk. Vanaf de technische school startte je als 15-16 jarige met werken en in alle jaren daarna bekwaamde je jezelf verder in je vak tot een volwaardig vakman. Ging je verder met leren, dan belandde je na enkele jaren in het vakonderwijs. Je behaalde hier de nodige papieren en haalde vervolgens vaak met heel veel moeite het middenstandsdiploma. Dan mocht je eindelijk, na velen tienduizenden guldens opleidingskosten, een eigen bedrijf beginnen. Je werk werd gecontroleerd door diverse instanties. Jij controleerde de mensen die bij je aan het werk waren. Ging je met werkzaamheden je boekje te buiten, dan werd je getrakteerd op een flinke boete van de economische controledienst. Alles leek perfect, maar de boel werd gewijzigd: het zelfstandig ondernemer zijn werd gedevalueerd. Iedereen mocht zonder de nodige papieren een eigen bedrijf beginnen. En waar dat toe heeft geleid merken we nu alle dagen. Tijd om dit aan te pakken dus. Monteurs en servicemonteurs moeten weer de schoolbanken in om ‘het vak’ te leren. Ondernemers die gewend zijn om bij te blijven, gaan dat dus ook weer doen. Je moet tenslotte de mannen kunnen controleren. Komt er een overtreffende trap van weleer? Ik ben benieuwd wat mijn papieren op dit moment nog waard zijn. Heb ik wel zin om weer aan het leren te gaan. Verschillende oude en vakbekwame monteurs zullen niet meer
De warmtepomp krijgt in het onlangs door de regering gepresenteerde Klimaatakkoord een terechte sleutelrol toebedeeld in het verduurzamen van verwarming en koeling van de gebouwde omgeving. Daarnaast werd het belang van de énige techniek die ook kan koelen de afgelopen hete zomer eens te meer duidelijk; koeling is inmiddels essentieel voor onze gezondheid en allang het stadium van onnodige luxe voorbij. Alle lichten op groen voor de warmtepomp dus? Helaas niet. Diederik Samsom drukte zich in juni nog zeer negatief uit in de vakpers, terwijl hij toch de trekker is van ‘Gebouwde Omgeving’ van het klimaatakkoord. En waarom trok het ministerie van BZK een tussensprintje naar de politiek om onnodig strenge geluidsnormen van buitenunits in het bouwbesluit te krijgen? Het zijn twee voorbeelden die de branche afleidt van de – voor het klimaatbeleid – gewenste uitrol van warmtepompen. Een miskenning ook van de kennis, kunde en inventiviteit van de branche om in elke situatie kosteneffectief comfort te leveren. We moeten dus vooral onze mooie systemen blijven tonen en ‘Installatie Vakbeurs Hardenberg’ is daarvoor weer een uitstekende gelegenheid. Ú, de installateur, bent daarbij sleutelspeler en ambassadeur naar de markt en de beleidsmakers. Zegt het voort, ook en juist buíten Hardenberg! Frank Agterberg Dutch Heat Pump Association, DHPA
Op één van de publieke omroepen volgde ik eens een tweedelige uitzending over het vmbo-onderwijs. Ik heb met belangstelling en stijgende verbazing gekeken. Met belangstelling, omdat ik geloof dat een goed vmbo noodzakelijk is voor de Nederlandse economie. Met stijgende verbazing, omdat de politiek hieraan stelselmatig en visieloos morrelt. Maar ook omdat de maatschappij naar het vmbo kijkt als afvoerputje van het vervolgonderwijs. Nederland is ambitieus en klaarblijkelijk horen bij een kenniseconomie alleen maar hoogopgeleiden. Gedurende de hele weg van scholing worden kinderen en jongeren gevolgd, gemonitord en bijgestuurd. De weg door het onderwijs moet efficiënt, doelgericht en met resultaten worden afgelegd. Scorekaarten leiden naar een snelweg richting een universitaire titel. Het leren van een vak in de techniek behoort nauwelijks meer tot de mogelijkheden. Daarvoor kies je alleen wanneer het je ontbreekt aan het juiste intellect of de motivatie om te leren. Althans, zo lijkt de publieke perceptie. De cijfers in het vervolgonderwijs tonen het aan. De steeds maar dalende instroom van nieuwe vmbo-leerlingen in bouw- en installatietechniek is immers niet van het laatste jaar. Dat staat in tegenstelling tot de kansen op – goed betaald! – werk in de technische beroepen. Techniek is er volop om ons heen. Nieuwe technologische innovaties vragen om technische kennis en kunde op alle opleidingsniveaus. De technische sector wordt daarbij extra geraakt door de hoge natuurlijke uitstroom. Ik maak mij oprecht zorgen. De installatie- en bouwsector ‘wennen’ er al aan dat het invullen van een vacature niet meer een kwestie van dagen is.
Met de zoektocht van veel bedrijven naar nieuw personeel, is het belangrijker dan ooit je de vraag te stellen: ‘hoe houden we onze vakmensen fit, enthousiast en gelukkig, zodat ze hun werk blijvend met plezier kunnen doen?’ Instroom is één route om kennis en kunde in huis te krijgen. De andere is investeren in de mensen die al in je bedrijf werken. Dit betekent investeren in kennis en kunde maar ook in fit en met plezier werken. OTIB en sociale partners slaan daarom de handen ineen om voor de komende jaren een agenda voor duurzame inzetbaarheid op te stellen. Wat is er nodig? Waar kunnen we ondersteuning bieden? Wat zijn goede voorbeelden om je door te laten inspireren? Iedereen heeft er belang bij dat vakmensen zich op hun plek voelen in het bedrijf, voldoening uit hun werkzaamheden halen én vooral hun talenten kunnen benutten. Zo blijf je vitaal en fit. Maar dit vereist wel actie. Het vraagt om afstemming, het voeren van goede gesprekken en oog hebben voor wat vakmensen nodig hebben om zich bij het bedrijf betrokken te blijven voelen. Deze inzet bevordert de gezondheid van de vakmensen en kan ervoor zorgen dat talent voor het bedrijf behouden blijft. Investeren in duurzame inzetbaarheid is dus werken naar een win-win-situatie. Natuurlijk is realisme ook op zijn plek. Aandacht voor duurzame inzetbaarheid voorkomt niet dat mensen van baan wisselen. Maar door de eigen ontwikkeling en talenten centraal te stellen en oog te hebben voor de mens achter de vakmens weet je
Rainshowers, bubbelbaden, stoomcabines; de consument pakt weer flink uit nu de economie is opgebloeid. En waarom ook niet, we hebben geld en water genoeg in ons kikkerlandje. Toch ligt er watergebrek op de loer, waarschuwen experts. Hebben ze gelijk of zijn het doemdenkers? Eric van der Blom is werkzaam als Vakspecialist Sanitaire Technieken bij Techniek Nederland. De ervaren en gedreven expert trekt aan de bel: “misschien moeten we een stapje terug doen in ons watergebruik.” Waarom? “De afgelopen zomer hebben we een lange hete en droge periode gehad, met als gevolg een dalende grondwaterstand. Het kostte bovendien de nodige moeite om het grondwater in de kusstreek niet brak te laten worden. Drinkwaterbedrijven waarschuwen nu consumenten om zuinig om te gaan met drinkwater. Uit Big Data onderzoek is naar voren gekomen, dat we de komende vier jaar grote kans hebben op vergelijkbare hete en droge periodes. Met alle gevolgen vandien.” Maar waar hebben we het over? Nederland wordt toch niet voor niets een waterrijk land genoemd? Een paar hete zomers moeten we toch wel aankunnen? “Ogenschijnlijk wel, maar de drinkwaterbedrijven krijgen te maken met grote problemen. Als het zo warm is, gaan mensen vaker douchen, hun tuin sproeien of de kinderbadjes laten vollopen. Dat zorgt vooral in de ochtend- en avonduren voor grote pieken in het drinkwatergebruik. Om tegemoet te komen aan die piekvraag, kan de druk in het distributienet worden verhoogd. Dit leidt echter tot een toename van de stroomsnelheid en wrijvingsverlies in het distributienet. Consumenten dichtbij het pompstation gaan
Het is u wellicht opgevallen dat tapwatertemperaturen tegenwoordig steeds lager ingesteld staan. Veel merken ketels worden geleverd met een tapwatertemperatuur van 55 °C als ingestelde waarde. Deze ketels beschikken dan wel over een legionellaregeling die eens in de week een temperatuur levert van 65 °C. Warmtepompsystemen houden vaak een boilervat op 55 °C en brengen deze eens per week naar een temperatuur van 65 °C. De waterwerkbladen stellen voor circulatieleidingsystemen de temperatuur bij het tappunt en in de retourleiding op 60 °C. Iets wat met een boilervat van 55 °C niet te bereiken is zonder extra opwarming in het leidingsysteem. Dit levert naar mijn mening verschillen op in de normeringen. Aan de ene kant gaat de norm akkoord met een boilervat die een temperatuur van 55 °C heeft en eens per week boven de 60 °C komt. Aan de andere kant mag een circulatieleiding deze temperatuur niet bereiken, terwijl een circulatieleiding eigenlijk ook deels een warmtebuffer is, alleen met stroming. Een publicatie uit 2007 van de World Health Organisation (WHO) stelt ook dat er sterfte van Legionella plaatsvindt bij een temperatuur van 50 °C, echter minder snel dan bij 60 °C. Nu wil ik niet stellen dat dit een vrijkaart is om de temperaturen van circulatieleidingsystemen te verlagen. Legionella is iets waar je niet besmet mee wilt raken. Echter, wellicht is het een onderzoek waard om de effecten te bekijken. Dit kan net zo goed als resultaat hebben dat boilervaten een hogere temperatuur nodig hebben. Tim Visser Installatiebedrijf Visser in
De vraag naar water wordt steeds groter, terwijl het tegelijkertijd steeds schaarser wordt. Voor warm tapwater geldt: hoe groter de vraag, hoe groter de energievraag en dus de CO2-uitstoot. Qua comfort willen we er zeker niet op achteruit gaan. Maar hoe kunnen we dan toch met een goed gevoel een warme douche nemen? In moderne, goed geïsoleerde woningen wordt het aandeel tapwater (300 m3 gas) steeds dominanter binnen het energiegebruik in woningen. De traditionele cv-ketel levert trouw de gevraagde hoeveelheden warm water, evenals de direct en indirect gestookte boilers (resp. op gas en elektriciteit). Het kan energiezuiniger als opgewekte zonne-energie via een zonneboiler wordt gebruikt om het eigen tapwater voor te verwarmen. De hybride verwarmingsoplossing, de standaard hr-ketel in combinatie met de warmtepomp, is een duurzaam én flexibel alternatief voor de bestaande bouw. Deze heeft geen groot voorraadvat nodig. Het tapwaterrendement van de nieuwste generatie hr-ketels is gestegen naar meer dan 90% door productinnovaties (zoals PFHRD), waardoor er efficiënt en energiezuinig tapwater bereid wordt. Kortom, gegarandeerd woongenot en comfort. Energiebesparende maatregelen die óók inzetten op minder waterverbruik met behoud van comfort zitten in andere innovaties, zoals een douchewisselaar en recirculatiesysteem. Bij een douche met een warmteterugwinsysteem wordt het douchewater, dat nog circa 35°C is, geleid langs een warmtewisselaar. De warmte daaruit wordt overgedragen aan het koude water waardoor er minder warm water bijgemengd hoeft te worden. Het recirculatiesysteem gebruikt hetzelfde douchewater steeds opnieuw. Tijdens iedere douchebeurt wordt het warme water opgevangen én direct gefilterd. Om dit schone én relatief warme
Privacy, het is een groot goed in Nederland. Maar het continu borgen van privacy is best lastig. We kennen de nieuwssensaties. Van een bij het huisvuil gevonden pc vol met belangrijke informatie tot aan wereldwijde hacks van databases vol met betalingsgegevens. Het lekken van klantinformatie ligt om de – bekende – hoek. Medewerkers horen en zien veel bij klanten. Soms is wat gezien wordt overweldigend. Technische hoogstandjes in mooi ingerichte woon- en werkomgevingen waar ogenschijnlijk kosten noch moeite gespaard zijn. Soms zo mooi dat je graag anderen daarover wilt vertellen: “Wat ik nou toch gezien heb?” Zo maar doorverteld via mond-tot-mond of via sociale media. Een foto is zo gemaakt en geplaatst op Twitter, Facebook of Instagram. In de meeste gevallen gebeurt het onbewust. Ik denk dat iedere professional de grens tussen het verstrekken van informatie en privacygevoelige informatie goed weet te vinden. Maar toch, in een ‘split second’, is al meer gezegd dan voorgenomen. In het noemen van referentieprojecten bijvoorbeeld. Denk zo maar eens aan een uitspraak als: “…dit hebben we bij klant zus-en-zo ook op precies dezelfde wijze gedaan en daar werkte….”. Voor je het weet vertel je te veel! Een klant vertrouwt zijn zakenpartner op een zorgvuldige manier van omgaan met de specifieke bedrijfs-, persoons- of installatiegegevens. Het is van belang om vertrouwen niet te schaden. Blijf daarom continu scherp op het onbewust verstrekken van (klant)informatie. In presentaties, in verkoopgesprekken, tijdens cursussen of servicemomenten, etc., etc., etc. Niet alleen als ondernemer, maar ook onder of bij de
Ondanks de vele inspanningen om een leven lang ontwikkelen te stimuleren neemt de deelname aan opleidingen en trainingen de laatste jaren niet of nauwelijks toe. De redenen hiervoor zijn divers, zo blijkt uit het recent verschenen rapport ‘Grenzen aan een leven lang leren’ van het Sociaal Cultureel Planbureau. Eén van de redenen voor het laten passeren van ontwikkelkansen is dat medewerkers hiervoor niet altijd de noodzaak voelen. Medewerkers besluiten vaak pas tot scholing wanneer zij concreet uitzicht hebben op ander werk of wanneer de overstap naar een andere baan al is gemaakt. Daarnaast stelt ongeveer een kwart van de medewerkers dat zij (te) hoge drempels ervaren, zoals familie- en gezinsverplichtingen maar ook werkverplichtingen, persoonlijke omstandigheden, scholingskosten en een gebrek aan ondersteuning vanuit de werkgever. Het beste uit je zelf halen is dus niet alleen een kwestie van willen, maar vooral ook van praktisch organiseren. Dit is in het belang van zowel de werknemer als de werkgever. Als branche staan we immers voor grote uitdagingen. In de zorg, rond de energietransitie en met de robotisering. Deze uitdagingen vragen om goede wegwijzers. Waar kun je wat vinden? Wat heb je nodig om je vakmanschap te versterken? En hoe blijf je aan het stuur van je eigen loopbaan? Om de route naar een leven lang ontwikkelen te versterken moeten werkgevers een goede leercultuur realiseren. Tegelijkertijd is er ook partnerschap van het onderwijs nodig. Meedenken, meebewegen en eigenlijk: mee-ontwikkelen. De mogelijkheden zijn eindeloos en de inzet van innovaties maakt leren overal en altijd mogelijk.