Bodemenergie in combinatie met warmtepompen

Duurzame-energiesystemen op basis van bodemenergie en warmtepompen kunnen alleen excelleren als alle onderdelen goed samenwerken. Vanaf de eerste plannen tot en met het beheer en onderhoud is het essentieel dat alle systeemcomponenten, én de betrokken partijen, op elkaar zijn afgestemd. Dit is makkelijker gezegd dan gedaan. In de vernieuwde BRL 6000-21 en de eveneens vernieuwde ISSO-publicaties 39, 72 en 73, zijn verbeterde communicatietabellen en -protocollen opgenomen. Dat moet het werken met en het functioneren van bodemenergiesystemen (BES) sterk verbeteren.

Het ontwerpen, engineeren, installeren, beheren en onderhouden van een BES in combinatie met warmtepompen en lage temperatuur afgiftesystemen is geen sinecure. Om die reden geldt voor de werkzaamheden aan deze systemen dan ook een certificeringsplicht. De afgelopen jaren heeft een groeiend aantal marktpartijen zich gecertificeerd volgens BRL 6000-21 ‘Ontwerpen en installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen en het beheren van bodemenergiesystemen’. Het certificaat is een voorwaarde om aan WKO’s en warmtepompsystemen te mogen werken. Op 1 januari aanstaande gaat er, naar verwachting, een vernieuwde versie van de BRL 6000-21 van kracht.


Ook kleine warmtepompinstallaties

“Inhoudelijk is er niet veel gesleuteld aan de richtlijn”, zegt Wil van Ophem, directeur van KvINL. “De eisen waaraan je moest voldoen om het certificaat te halen, blijven nagenoeg hetzelfde. Wat wel is veranderd, is dat we bij deze nieuwe versie van de BRL de scope hebben uitgebreid met kleine warmtepompinstallaties met gesloten bronnen. Een grote aanpassing is daarnaast het feit dat we er communicatieprotocollen in hebben opgenomen. Een BES bestaat uit een installatie in de bodem, een warmtepomp en het bovengrondse afgiftesysteem. Hij kan alleen optimaal werken als die verschillende onderdelen goed samenwerken en communiceren. Daarom definieert de nieuwe BRL straks in grote mate hoe die communicatie moet verlopen.”

Minder interpretatieverschillen

Over die protocollen is uitvoerig gesproken door diverse technici. KvINL stemde de communicatieprotocollen voor het BES ook af met SIKB, verantwoordelijk voor de protocollen en certificering van het ondergrondse deel van een bodemenergiesysteem. “Bedrijven die nu al gecertificeerd zijn voor de BRL 6000-21, blijven dat onder de vernieuwde richtlijn ook gewoon”, zegt Van Ophem. “Wellicht de grootste verandering die zij zullen opmerken, is dat zij dankzij de aanscherpingen in de BRL6000-21 minder problemen ondervinden met de interpretatie van de BRL.” Overigens gaat de nieuwe BRL ook eisen stellen aan het uitbesteden van werk en het inhuren van externe specialisten. Dat komt er in het kort op neer dat de BRL-gecertificeerde partij die iemand inhuurt verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de ingehuurde specialist. Bij het uitbesteden van werk, geldt dat de aannemende partij ook gecertificeerd moet zijn.

ISSO-publicaties ook vernieuwd

De BRL 6000-21 is gekoppeld aan ISSO-publicaties 39, 72 en 73. Deze publicaties bevatten de technische richtlijnen die beschrijven hoe de systemen worden ontworpen, geïnstalleerd, beheerd en onderhouden. Om zich te kunnen certificeren moeten specialisten op dit gebied daarom de kennis in de ISSO-publicaties 39, 72 en/of 73 bestuderen. Van ISSO-publicatie 72 (Ontwerp van individuele en kleine elektrische warmtepompsystemen) is recent al een vernieuwde versie op de markt gekomen, helemaal in overeenstemming met de nieuwe BRL. Ook de vernieuwde ISSO-publicaties 39 (Energiecentrale met warmte en koudeopslag (WKO)) is eind oktober verschenen en publicatie 73 (Ontwerp en uitvoering van verticale bodemwarmtewisselaars) zal voor het einde van dit jaar beschikbaar zijn via de ISSO-KennisBank. Daarmee zijn ze ook op tijd klaar voordat de vernieuwde BRL 6000-21 van kracht wordt.
Ook Jan Aerts, projectcoördinator bij ISSO, benadrukt het belang van goede communicatie voor een optimaal werkend bodemenergiesysteem. “In de afgelopen jaren bleek steeds duidelijker dat de problemen ontstonden doordat het in de communicatie niet goed liep”, zegt Aerts. “Vanaf de eerste uitgaven hebben we in de ISSO-publicaties zeker aandacht besteed aan communicatie. Maar voortschrijdend inzicht, na twee jaar gebruik van de publicaties, maakt dat we nu allemaal van mening zijn dat die communicatie veel beter kan. Daarom hebben we een herziening van de publicaties voorgesteld waarin de communicatietabellen de belangrijkste wijziging zijn.”

Vaker 1 op 1 afstemming

“Je zal zien dat er nu veel vaker een 1 op 1 afstemming gaat plaatsvinden tussen de ontwerpers van het bodemsysteem, de energiecentrale en het gebouwgebonden systeem”, vervolgt Aerts. “Ze krijgen allemaal met dezelfde communicatieprotocollen te maken. Het gaat maar om één ding: de bovengrondse en ondergrondse installaties moeten als één geheel functioneren. Dat kan alleen als we de verschillende partijen dwingen om bepaalde communicatiestrategieën met elkaar na te leven. En dat is precies wat die communicatietabellen voorschrijven.”
Overigens geldt die aanpassing ook voor de documenten die de boorbedrijven, die de warme en koude bronnen aanleggen, moeten naleven bij hun certificering. Deze bedrijven certificeren zich via BRL SIKB 11.000 en baseren zich daarbij op Protocol 11.001. “De communicatietabellen zijn daarom ook in de bijlage van het protocol opgenomen. Op die manier stroomlijnen we ook de communicatie met deze marktpartijen”, zegt de projectcoördinator. Een andere wijziging aan de nieuwe ISSO-publicaties, is dat de geohydroloog aanzienlijk meer informatie moet verstrekken. Jan Aerts legt uit: “We vinden dat partijen zich wat meer moeten verdiepen in de samenstelling van de bodem. Dit is belangrijk bij onder meer de vergunningaanvraag. Als je weet wat bijvoorbeeld brak water voor consequenties heeft, dan helpt je dat in de communicatie met de partijen die de energiecentrale ontwerpen.” 