Aanleggen en onderhouden van water- en gas­technische installaties

 

Meten van rookgas

Wanneer rookgas wordt gemeten met een speciale rookgasmeter, dan worden er zes eenheden gemeten: rookgastemperatuur (Tr), luchttemperatuur (Tv), zuurstof (O2), koolmonoxide (CO), schoorsteentrek (hPa) en drukverschil (ΔP). Daarnaast wordt intern het rendement (ɳ), kooldioxide (CO2), schoorsteenverlies (qR) en luchtovermaat (λ) berekend. Hoe hoger het rendement, hoe beter de verbranding is.
Dit lijkt misschien een eenvoudig proces, maar in de praktijk worden toch nog vaak fouten gemaakt. Een rookgasanalysemeter mag bijvoorbeeld niet gebruikt worden bij temperaturen onder de nul graden Celsius. Bevriezing kan de cellen en de gasweg beschadigen en de elektrochemische cellen werken alleen tussen de 5 en 40 graden Celsius. Daarnaast is het belangrijk om bij het opstarten van het instrument de insteltijd af te wachten. Voordat het instrument opgeborgen kan worden, dient de rookgasanalysemeter schoongespoeld te worden zodat het CO weer op 0 ppm staat. Uiteraard is het verstandig om de rookgasmeter ieder jaar te laten onderhouden en kalibreren om zo de betrouwbaarheid van de metingen te garanderen.

Meetinstrumenten en -processen

Om gastechnische installaties te controleren behoren een druk(verschil) meter, een dichtheidsbeproevingsset en een gaslekzoeker tot de basis meetinstrumenten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het meten en controleren van een nieuw aan te leggen gasinstallatie en de meting en controle op bestaande installaties.
Om nieuwe installaties te meten is het belangrijk dat de drukmeter een minimaal bereik heeft van 5 Bar. Alle aansluitpunten dienen afgedopt te zijn en de leiding wordt met lucht op druk gebracht tot 5 Bar. Indien de druk constant blijft wordt de druk tot een beproevingsdruk verlaagd van 100 mBar boven de werkdruk. Als er na vijf minuten geen drukdaling optreedt, wordt de gasleiding als dicht beschouwd.
Het proces bij bestaande installaties verloopt iets anders dan bij nieuwe installaties. Allereerst dienen alle aansluitkranen geopend en alle toestelkranen gesloten te worden. De drukmeter wordt vervolgens aangesloten op het drukmeetpunt. De hoofdkraan wordt ongeveer 3 minuten gesloten en de gasinstallatie wordt drukvrij gemaakt. Wanneer de druk oploopt, is er een lek in de hoofdkraan. Indien dit niet het geval is, wordt de hoofdkraan opnieuw geopend tot de installatie weer op druk is en vervolgens weer gesloten. Als na drie minuten de druk niet verder gedaald is dan 1 mBar wordt de gasinstallatie als dicht beschouwd •

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Harold Mulder, meetapparatuurspecialist bij MW Instruments.

Geef een reactie