De juiste afstand

ONTSPANNING OP HET DAK

Op het dak van een modern gebouw komen vaak veel verschillende installaties bij elkaar. Om problemen te voorkomen moeten deze op elkaar afgestemd worden. Een voorbeeld is de toevoer van ventilatielucht en de uitmonding van de ontspanningsleiding van de riolering; als deze te dicht bij elkaar liggen kan dat leiden tot stankoverlast.

Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van ventilatie met mechanische toevoer. De toegevoerde ventilatielucht moet van voldoende kwaliteit zijn en mag niet verontreinigd worden door bijvoorbeeld de luchtafvoer van het ventilatiesysteem, de afvoer van rookgassen, de ontspanningsleiding van de riolering of fijnstof. Om dit te voorkomen moet er aandacht besteed worden aan de positie van de toevoer van verse lucht ten opzichte van de uitstroomopeningen van de afvoer van het ventilatiesysteem, de rookgasafvoer en ontspanningsleidingen van de riolering.

Verdunningsfactor
Om gezondheidsklachten te voorkomen doordat de ventilatielucht wordt vervuild door rookgasafvoer of de afvoer van ventilatielucht, stelt het Bouwbesluit eisen aan de verdunningsfactor; een maat voor de kwaliteit van de toegevoerde lucht. De verdunningsfactor wordt berekend uit de afstand tussen de uitmonding van een ventilatie- of rookgasafvoer en de inlaat van de ventilatietoevoervoorzieningen. Volgens het Bouwbesluit mag de verdunningsfactor bij een ventilatievoorziening niet meer bedragen dan 0,01, bepaald volgens NEN 1087. Dat betekent dat niet meer dan 1% van de verontreinigde binnenlucht of rook in de verse lucht terecht komt.

Riolering
Volgens de NEN 3215 moet een gebouwriolering door een ontspanningsleiding in open verbinding staan met de buitenlucht om te voorkomen dat het rioleringsstelsel vacuüm trekt. Hierdoor zal er rioollucht uit het riool naar buiten komen bij de uitmonding, wat voor stankoverlast zou kunnen leiden bij bijvoorbeeld een toevoer voor een ventilatievoorziening of een buitenruimte. Voor een ontspanningsleiding van de riolering wordt geen verdunningsfactor berekend zoals bij de rookgasafvoer of afvoer van ventilatielucht, maar eist de NEN 3215 minimale afstanden tussen de opening van een ontspanningsleiding en de toevoer van een ventilatievoorziening. Deze minimale afstanden zijn opgesteld om de kans op stankoverlast tot een minimum te beperken, onder normale omstandigheden.

Afstand
Als deze openingen in hetzelfde dakvlak liggen óf de uitmonding van een ontspanningsleiding lager ligt dan de toevoeropening voor ventilatielucht, moet deze afstand tenminste 6 meter zijn. Een sterke wind kan bijvoorbeeld de stank naar de toevoervoorziening voor ventilatielucht blazen, maar als de afstand voldoet aan de norm zal de vervuilde lucht voldoende verdund worden voordat die de invoer bereikt en zo geen overlast veroorzaken.

Lagergelegen dak
Als de toevoer van de ventilatielucht ten minste 1 meter lager ligt dan de uitmonding van de ontspanningsleiding (in een lagergelegen dakvlak of een gevel) moet de afstand tenminste 3 meter zijn. De lucht uit het riool zal stijgen en alleen door bijvoorbeeld een sterke wind zou deze deels naar beneden gedwongen kunnen worden. De afstand van 3 meter zorgt ervoor dat de lucht uit het riool al voldoende verdund is om geen stankoverlast meer te veroorzaken 

Noortje Alders, Technisch Specialist ISSO

Meer informatie

Op een dak komen verschillende disciplines samen en dat betekent vaak ook verschillende vakmensen. Daarom is het belangrijk voor installateurs om van andere disciplines kennis te nemen en de raakvlakken te herkennen. In de serie ISSO Kleintjes wordt in de uitgaven Kleintje Riolering, Kleintje Ventilatie en Kleintje Gas -ontwerp informatie op een toegankelijke manier aangeboden over deze installatiedisciplines en worden ook juist de verbanden gelegd tussen de verschillende disciplines van installatietechniek.