Circulariteit is het nieuwe toverwoord. Ook voor de pompenbranche. Maar er zijn meer belangrijke ontwikkelingen te melden. IZ sprak erover met drie specialisten. Zowel Biral, Grundfos als Kessel zijn bekende namen in de pompenwereld. Alle drie timmeren al de nodige jaren aan de weg in Nederland. Ieder in zijn eigen segment. ‘Natlopers’ Biral levert zowel oplossingen voor de verwarmingswereld en gekoeld water als drinkwater. Het gaat dan om circulatiepompen en inlinepompen. Bij circulatiepompen wordt de motor gekoeld door het medium, vandaar dat ze ook wel ‘natlopers’ worden genoemd, vertelt directeur Erwin Knijnenburg. Bij inlinepompen daarentegen staat de elektromotor op de pompbehuizing. Een ventilator zorgt aan de achterkant voor koeling van de elektromotor. Digitalisering Circulatiepompen zijn in principe 10 tot 12 jaar onderhoudsvrij. Inlinepompen hebben een afdichtingsseal en daarom regelmatig onderhoud nodig. In de HVAC-wereld komen voornamelijk circulatiepompen voor. De belangrijkste technische ontwikkeling dateert alweer van enige jaren geleden, vertelt Knijnenburg. Pompen zijn energie-efficiënter geworden, omdat de regelgeving heeft aangestuurd op een betere IE-classificatie voor de elektromotoren. Daarnaast digitaliseert de pompenbranche in een rap tempo. De systemen worden aangesloten op GB-systemen of zijn bijvoorbeeld via apps te bedienen. Verduurzaming De verduurzamingsslag die Nederland nu doormaakt heeft ook grote gevolgen voor de pompenbranche. Zo neemt de vraag naar oplossingen voor koelingssystemen toe. Tegelijkertijd kunnen gebouwen door de steeds betere isolatie toe met minder grote verwarmingsvermogens dan vroeger, vertelt Knijnenburg. Kennis De directeur van Biral merkt dat kennis uit de sector aan het wegstromen is, nu de oudere generatie met pensioen gaat. Om
Categorie: Techniek
De inzet van een warmtepomp of een andere duurzame energiebron, betekent niet automatisch dat de totaalinstallatie duurzaam is. Het bereiken van een optimale balans in het systeem is cruciaal om zowel energiegebruik als CO2-uitstoot te verminderen en het comfort te verbeteren. Duurzame systeemoptimalisatie bereik je door een goed systeemontwerp, het gebruik van de juiste appendages ter bescherming van de installatie én waterzijdig inregelen. Door een goede inregeling kan maar liefst 15-20% energie worden bespaard in de meeste gebouwen. Regelgeving Dat hydraulisch inregelen steeds belangrijker wordt, is een feit. En ook de regelgeving rondom dit thema blijft niet achter. Vanuit het Europese Klimaatakkoord om in 2050 een CO2-neutrale samenleving te zijn, werd in de EPBD o.a. vastgelegd dat verwarmingsinstallaties in woningen en utiliteitsgebouwen hydraulisch in balans (waterzijdig ingeregeld) moeten zijn. Voor Nederland werd dit besluit al omgezet naar de NTA8800 bepalingsmethode. Via de EPBD stelt de Europese Commissie richtlijnen om de energieprestatie van gebouwen te verbeteren. De verplichting om in te regelen geldt sinds 2020 voor alle gebouwen waarin de warmtebron, cv-ketel of (hybride) warmtepomp, wordt vervangen of vernieuwd. Maar ook wanneer meer dan 30% van de afgiftesystemen (zoals radiatoren of vloerverwarming) wordt geplaatst of vervangen. Alleen maar voordelen Waterzijdig inregelen, oftewel hydraulisch balanceren, betekent simpelweg dat het cv-water met de juiste debieten en juiste snelheid door de afgifteapparaten stroomt. Daardoor heeft het water voldoende tijd om precies genoeg warmte af te geven. Dit resulteert in gelijkmatig verwarmde ruimtes, wat het comfort verhoogt, én het energieverbruik verlaagt. Zeker wanneer de warmtebron
ISSO heeft de publicaties 72 en 98, over respectievelijk bodemgebonden water/waterwarmtepompen en lucht/waterwarmtepompen in de woningbouw, op de schop genomen. En dat is niet voor niets. Jos de Leeuw, Specialist Klimaatinstallaties bij ISSO, signaleert namelijk diverse trends in deze markt. Zo wijst De Leeuw onder meer op de bètafactor bij het selecteren van een warmtepomp. Dit is de verhouding tussen het vermogen van de warmtepomp en het benodigd nominaal vermogen voor ruimteverwarming. Hiermee wordt de bijdrage van de warmtepomp aan de totale warmtelevering vastgesteld. “Tot op heden hield men vaak een bèta-factor van 0,7 á 0,8 aan. De warmtepomp levert dan op jaarbasis vrijwel alle benodigde warmte. De enkele keer dat dit niet lukt, lost het elektrisch element dat op.” Scherper ontwerpen Daar moeten we echter vanaf, stelt De Leeuw. “Nu netcongestie een steeds groter probleem wordt, is het – mits het warmtepompvermogen goed geselecteerd wordt – beter om een bèta-factor van 1 te kiezen. Dan kan de warmtepomp het altijd aan en springen niet overal tegelijk de elektrische elementen aan als het buiten te koud wordt.” Sowieso zijn er mogelijkheden om warmtepompen nauwkeuriger te selecteren. “In de kontaktgroepen van ISSO zitten mensen met veel praktijkervaring. Zij beschikken over veel data of hebben een berekeningsprogramma, waarmee ze exact kunnen zien hoe vaak en wanneer de warmtepomp niet meer aan de warmtevraag kan voldoen. Die kennis kunnen fabrikanten inzetten om nog ‘scherper’ te ontwerpen.” Warmteverliesberekening De Leeuw is betrokken bij zowel de grote herziening van ISSO-publicatie 98 ‘Lucht/waterwarmtepompen in woningen’, als
In dit artikel wordt door Ron M R Bosch, adviseur en HBO-hoofddocent Installatietechniek onderzocht in hoeverre hybride warmtepompen die op de markt worden gebracht als ‘all-electric ready’, daadwerkelijk gereed zijn om volledig elektrisch te functioneren zonder een cv-ketel. Het artikel zal dieper ingaan op de technische aspecten die hierbij komen kijken en praktijkvoorbeelden geven van het loskoppelen van een warmtepomp van een cv-ketel. Daarnaast zal er beknopt aandacht zijn voor eventuele voorschriften en regelgeving die relevant zijn voor deze transitie. Concept Het concept van ‘all-electric ready’ hybride warmtepompen impliceert dat deze systemen zijn ontworpen om uiteindelijk volledig elektrisch te werken, zonder de ondersteuning van een gasgestookte cv-ketel. Deze hybride warmtepompen maken zowel gebruik van elektriciteit als een fossiele brandstof (meestal gas) om warmte te leveren, maar zijn ontworpen met de flexibiliteit om volledig elektrisch te worden. Loskoppelen Een hybride warmtepomp definitief loskoppelen van een cv-ketel en volledig elektrisch laten werken gaat niet zomaar. Houd rekening met de volgende zaken: 1. Capaciteit en efficiëntie: Voordat een hybride warmtepomp volledig elektrisch kan werken, moet de warmtepomp voldoende capaciteit hebben om de volledige verwarmings- en warmwatervraag van het huishouden aan te kunnen. Bovendien moet de warmtepomp efficiënt genoeg zijn om dit te doen, zonder buitensporige hoge energiekosten. 2. Benodigde aanpassingen: Het kan zijn dat er aanpassingen nodig zijn aan de bestaande verwarmingsinstallatie, zoals het vergroten van de radiatoren of het installeren van vloerverwarming, om de warmtepomp effectief te laten functioneren. 3. Isolatie en energie-efficiëntie: Het succesvol functioneren van een volledig elektrische warmtepomp is
De markt van warmtepompen en airconditioning is volop in beweging. Er zijn grote veranderingen op komst die ook impact hebben op bedrijven die actief zijn in onze sector. Om te beginnen is daar de transitie van gasketels naar warmtepompen die inmiddels alweer jarenlang aan de gang is. De aantallen warmtepompen die nieuw op de markt worden gebracht stijgen en het aantal nieuwe gasketels daalt navenant. Gedreven door de internationale klimaatdoelen, vastgelegd in zowel internationale als nationale regelgeving en de hogere gasprijzen, zet deze transitie zich de komende jaren in een hoog tempo door. Daarnaast is op 11 maart jl. de tweede herziening van de F-gassenverordening van kracht geworden. In deze Europese wet wordt onder andere geregeld dat de hoeveelheid op de markt te brengen koudemiddel met een hoge impact op de opwarming van de aarde in de komende jaren in hoog tempo wordt teruggebracht en in 2050 volledig verboden is. Tekort Om een voorbeeld te geven van de snelheid waarmee dit gebeurt: in de vorige versie van deze verordening was het resterende percentage in 2030 nog 21%, voldoende bijvoorbeeld voor het onderhouden van bestaande installaties. In genoemde herziening is dit in 2030 nog maar 5,2%. De afschaling gaat in fases van twee jaar en in het geval van het jaar 2030 dus bijna vier keer zo snel, waardoor er in dat jaar al een dusdanig tekort ontstaat dat we de bestaande installaties zonder grootschalige terugwinning en recycling niet meer kunnen onderhouden. Dit betekent dat er ook in koudemiddelenland een grote
In 2014 deed architect Geert van der Aa onderzoek naar klantwensen voor de ideale woning. IZ vroeg hem 10 jaar later hoe de vlag er nu voor staat. Wat vinden bewoners belangrijk bij de aankoop en renovatie van een woning? En welke rol is daarbij weggelegd voor installatietechniek? Geert van de Aa is de eigenaar van Architectuurstudio Breda. Na jarenlange ervaring met verschillende klanten in de woningbouw, kwam hij tot de conclusie dat ze vaak hetzelfde wensenpakket hebben. Maar het allemaal net anders formuleren. “Zou er een soort prototype ideale woning bestaan, vroeg ik me af en zo ja aan welke eisen zou die droomwoning moeten voldoen?” Opzet Van der Aa stelde in 2014 een online enquête op, waarin respondenten zelf een bepaalde waarde konden toekennen aan 25 eigenschappen die hen worden voorgelegd. Ongeveer 250 mensen vulden de enquête in. In de top 5 stonden 1. Veel daglicht; 2. Energieneutraal/duurzaam; 3. Aantrekkelijke materialen/details, 4. Integratie met de tuin en 5. Ruimtes afgestemd op het gebruik/de menselijke maat. Hoe is dat nu anno 2024? We lichten er drie elementen uit, die duidelijk raakvlakken hebben met installatietechniek. Energiezuinig “Men hecht nu beduidend meer waarde aan energiezuinigheid dan destijds”, vertelt Van der Aa. “Dat heeft alles te maken met de stijgende energieprijzen van de afgelopen jaren en de meerwaarde die een beter energielabel oplevert bij de verkoop van woningen.” Daarnaast is duurzaamheid er nu zo ingebeiteld bij kopers, dat ze bij aankoop van een woning vaak direct een energetische renovatie willen doorvoeren, weet
Transparantie in de milieu-impact van technische installaties wordt steeds belangrijker. Dit geldt zeker ook voor verwarmingssystemen in gebouwen. Maar ondanks het feit dat de milieu-impact van warmtepompen sinds 2023 meer aandacht krijgt binnen de sector, zijn categorie 1 productkaarten voor warmtepompen op dit moment nog schaars in Nederland. Terwijl het juist categorie 1 productkaarten zijn die accurate en gedetailleerde inzichten bieden in zowel kwaliteit, herkomst, als locatie van de gebruikte materialen. Hugo Hemel, Marketing Director bij Vaillant, licht namens Vereniging voor Duurzame Warmte de eigenschappen en voordelen toe. Een productkaart bevat gedetailleerde informatie over de kwaliteit, de herkomst en de locatie van materialen en producten. Het geeft inzicht in de materiële, circulaire en financiële (rest)waarde van een gebouw. Een productkaart uit categorie 1 geeft het meest fijnmazige en accurate beeld van de milieu-impact van een product. De gebruikte data zijn namelijk merkgebonden en daarmee rechtstreeks afkomstig van de fabrikant. In tegenstelling tot categorie 2 of categorie 3 materialenpaspoorten, die respectievelijk een sectorgemiddelde of zelfs generieke data bevatten. Totstandkoming Een categorie 1 productkaart wordt opgesteld op basis van een uitgebreide levenscyclusanalyse (LCA). Hiermee wordt de totale milieu-impact gemeten. Een dergelijke LCA wordt opgesteld door een daartoe bevoegde externe instantie, zoals het instituut Kiwa. De fabrikant van het product levert hiervoor de data aan. In uitgebreide EPD (Environmental Product Declaration) rapporten wordt vervolgens het gehele proces van gebruikte grondstoffen tot aan afvalverwerking gedetailleerd in kaart gebracht volgens de EN 15804 normering. Dit is veelal een intensieve en tijdrovende klus omdat zaken als
In Duitsland lopen al duizenden bouwbiologen rond, in Nederland slechts enkele tientallen. Ze zijn werkzaam in een vrij nieuwe discipline binnen de bouwkolom. Hun focus ligt vooral op het creëren van gezonde gebouwen en daarvoor is een intensieve samenwerking met de installatiebranche eigenlijk onmisbaar. IZ sprak met een enthousiaste pionier, Nathalie Groot Kormelink. Nathalie is van huis uit architecte, maar heeft enkele jaren geleden een aanvullende opleiding op het gebied van bouwbiologie gevolgd. “Als bouwbioloog kijk je met een integrale blik naar de gezondheid van gebouwen en hun impact op de omgeving.” Op dit moment worden bouwbiologen vooral ingeschakeld door particuliere opdrachtgevers in Nederland, maar op termijn zal het vakgebied vast en zeker breder indalen in de bouwkolom. “We zijn als samenleving al volop bezig met gezond leven, denk aan sporten en aandacht voor verantwoorde voeding. Meer aandacht voor gezonde gebouwen zoals bouwbiologen propageren, is dan eigenlijk een logische vervolgstap.” Verregaand En die aandacht gaat ver. Want er wordt bijvoorbeeld niet alleen gekeken naar het binnenklimaat en de materialisatie, maar ook de lokale inpassing van een gebouw. We kennen allemaal die ‘glazen dozen’ langs onze snelwegen. Gebouwen die vaak een ‘unheimisch’, vervreemdend gevoel bij ons oproepen. Dat is niet voor niets, want ze zijn meestal niet gemaakt van natuurlijke en lokaal bekende materialen en sluiten niet aan op de lokale omgeving. Het zijn eenlingen, die niet geworteld zijn. Principes ‘Esthetische aspecten en evenwichtige verhoudingen’; het is één van de vijfentwintig principes waarop de bouwbiologie leunt. Een aantal daarvan heeft direct
Natuurlijke ventilatie verliest terrein aan gebalanceerde ventilatie, filters raken steeds meer in zwang, gasloos wordt ingeruild voor hybride, netcongestie remt de verdere doorbraak van warmtepompen… Zomaar een greep uit de trends die we op de VSK-beursvloer bespeurden én vernamen van exposanten. De ventilatie- en verwarmingswereld zijn volop in beweging. Waar de aandacht voor sanitair helaas wat te wensen overliet (zie ook elders), kwamen belangstellenden voor ventilatie en verwarming/koeling wel volop aan hun trekken op de beursvloer. WTW Op de stand van Stiebel Eltron viel de nieuwe VRC-450 te bewonderen. Dit balansventilatiesysteem is onder andere geschikt voor reguliere huizen, appartementencomplexen en kleine commerciële panden. Zowel in de nieuwbouw als renovatiesector. Het toestel heeft een compacte omvang en wordt aan de wand gemonteerd. De VRC-450 beschikt over sensoren om het CO2-gehalte en de RV te meten. En op basis daarvan de ventilatie te regelen. Volgens de fabrikant blijft de geluidsproductie onder de 30 dB norm. De VRC-450 valt prima te combineren met een warmtepomp, waarmee dus een duurzaam totaalconcept ontstaat. Illustratief We zagen meer fabrikanten en leveranciers met dezelfde boodschap: de nieuwe generatie ventilatiesystemen is vaak prima te combineren met andere duurzame oplossingen. Zoals PV-panelen. Lucam liet bijvoorbeeld de Fairtype Solar 1600 zien. De facto een balansventilatie annex adiabatische koelingsunit bekleed met zonnepanelen. De opgewekte energie gaat direct naar het systeem. Ook deze oplossing heeft een CO2-sturing. De Fairtype Solar 1600 is onder andere interessant voor scholen en kantoorcomplexen. Parameters Door de pandemie is er meer aandacht voor goede ventilatie, maar het
Circulariteit leek lange tijd een modewoord binnen de installatiesector, maar inmiddels wordt er volop serieuze aandacht aan gegeven. De transitie naar een circulaire economie kan ook flinke gevolgen hebben voor fabrikanten en installateurs. Om die transitie te versnellen hebben Techniek Nederland, TVVL en DGBC afgelopen najaar met circa 60 voorlopers uit de ontwerp-, bouw-, en technieksector de koppen bij elkaar gestoken. Dit heeft in december 2023 geleid tot de ‘Actieagenda versnellen van de circulaire transitie in de installatiesector’. Deze agenda biedt een leidraad voor de noodzakelijke te ondernemen acties op 8 verschillende vlakken. Van (EU-)regelgeving en standaardisatie in milieudata tot hele praktische zaken als het circulair uitvoeren van beheer en onderhoud. ‘Eén taal spreken’ Randvoorwaardelijke zaken als wet- en regelgeving, welke milieudata gebruiken we en de standaardisering daarvan worden in de actieagenda logischerwijs vooral neergelegd bij de overheid na afstemming met brancheverenigingen en kennisinstellingen. Dit alles moet het voor de installatiesector eenvoudiger maken om op gestandaardiseerde wijze en in ‘één taal’ te spreken over circulaire systemen, want dat is op dit moment nog lang niet altijd het geval. Hieronder leg ik uit waarom. Levensduurverlenging Bij levensduurverlenging geldt onder andere dat er integraal moet worden gekeken naar de combinatie van circulariteit en energieprestatie. Hier speelt bijvoorbeeld dat levensduurverlenging van een oudere installatie relatief hoog op de circulaire ladder scoort, maar de energieprestatie van de oude installatie ten opzichte van een nieuwe weer beduidend slechter zal scoren. Weegt de energiebesparing op tegen alle milieulasten van een nieuwe installatie? Zeg het maar. Kortom,