Bijna energieneutraal vraagt om kennis van zaken
Met de PassiefBouwen methodiek zijn eenvoudig Bijna Energie Neutrale Gebouwen te realiseren. Daarvoor is wel een integrale aanpak nodig, ook dient de installateur goed op de hoogte te zijn van de uitgangspunten en mogelijkheden om op een verantwoorde wijze een comfortabel en duurzaam binnenklimaat te realiseren. Willem Hooijkaas van opleider Academy.nl legt uit waarom.
‘Bijna-energieneutraal’ wil volgens het overheidsbeleid zeggen dat de EPC bijna nul is [bron: Nationaal Plan Bijna-Energie Neutrale Gebouwen]. Het beleid is er op gericht dat de EPC-eis in het Bouwbesluit per 31 december 2020 dicht bij nul komt te liggen, oftewel bijna-energieneutraal. De eis wordt echter niet meer in een EPC-waarde uitgedrukt.
Nieuwe eisen
In juli 2015 heeft de minister bekend gemaakt dat in plaats van een maximale EPC-waarde, er 3 eisen worden gesteld:
• een maximale energiebehoefte van de woning van 25 kWh/m2 gebruiksoppervlak per jaar;
• een maximaal primair energiegebruik van 25 kWh/m2 gebruiksoppervlak per jaar;
• een minimaal percentage hernieuwbare energie (50%).
Het achterliggende idee van deze eisen is om energiebesparing voorop te stellen en hernieuwbare energie aanvullend te laten zijn om daarmee het primair energiegebruik verder terug te dringen. Volgens het ministerie dat deze eisen heeft opgesteld, komt dit ongeveer overeen met een EPC van 0,2.
KennisontwikkelingDat het realiseren van een BENG met de principes van PassiefBouwen om een andere aanpak vraagt dan gebruikelijk is in de huidige bouw, zal duidelijk zijn. Partijen die ermee aan de slag willen, zullen dan ook vooraf moeten zorgen dat de hiervoor benodigde kennis binnen de organisatie aanwezig is. Om hieraan tegemoet te komen is de Basiscursus PassiefBouwen ontwikkeld. In deze drie- daagse cursus, speciaal bedoeld voor partijen als architecten, bouwkundigen en installatietechnici, worden de aspecten behandeld die voor het realiseren van bijna-energieneutrale woningen op basis van de PassiefBouwen principes van belang zijn. Naast aandacht voor de specifieke kenmerken van PassiefBouwen en het rekenen conform de PHPP-rekenmethodiek, wordt onder andere uitvoerig ingegaan op de bouwkundige eisen en randvoorwaarden, het comfort en gezondheid, de ventilatie en de luchtkwaliteit. Voor meer informatie: www.academynl.nl. |
PassiefBouwen
Als we hier de uitgangspunten van PassiefBouwen naast zetten, komen we aardig in de buurt van wat we ‘bijna-energieneutraal’ noemen. Met PassiefBouwen doelen we op een (woning)bouwconcept waarbij sprake is van een zeer goede warmte-isolatie en kierdichting. Een passief gebouw maakt optimaal gebruik van passieve zonne-energie, is voorzien van goede zonwering en zomernachtventilatie en uitgerust met gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning. Zo maar daken volleggen met zonnecollectoren zonder eerst de gebouwschil en dus de primaire energievraag serieus te nemen, is dus geen optie.
Certificaat
Als de woning voldoet aan onderstaande criteria, kan de woning het certificaat ‘PassiefBouwen Keur’ krijgen, mits er een luchtdichtheidsmeting en infraroodcontrole is uitgevoerd:
• Maximale energiebehoefte voor ruimteverwarming en koeling, exclusief hulpenergie voor pomp en ventilatoren per m2 gebruiksoppervlakte: 15 kWh per jaar.
• Maximale primaire energiebehoefte per m2 gebruiksoppervlakte voor ruimteverwarming, koeling, tapwater en elektriciteit (zowel voor de installaties als voor huishoudelijk - ook bijvoorbeeld tv- en computergebruik): 120 kWh per jaar.
Voor Passiefhuizen is het rekenmodel PHPP-NL verkrijgbaar waarmee bovenstaande criteria gecontroleerd kunnen worden. Bij de aanvraag voor een bouwvergunning, moet natuurlijk wel een EPC-berekening volgens NEN 7120 worden toegevoegd.
PraktijkvoorbeeldEen goed voorbeeld van een PassiefBouwen project waarbij de energetische uitgangspunten de BENG eisen dicht benaderen, is de OdyZee school te Goes. De OdyZee is een school voor speciaal onderwijs en speciaal voorgezet onderwijs voor kinderen met gedrags- en/of psychiatrische problemen. Dit is het eerste onderwijsgebouw in Nederland dat het Passief Bouwen Keurmerk (gebouwd, 2011) heeft verkregen. Het is tevens de eerste school in Nederland die ontworpen en gebouwd is volgens de ‘passief bouwen’ principes. En hiervoor ook het keurmerk (ontwerp én realisatiefase) van de Stichting Passief Bouwen heeft ontvangen. Het nieuwe gebouw is thermisch in balans, kent een zeer goede akoestiek, is daardoor niet meer gehorig en voorziet in de voor deze kinderen zo belangrijke prikkelarme omgeving. Een omgeving met een duidelijke structuur, rust en overzicht. Bovendien ook een omgeving waar kinderen direct in aanraking komen met duurzaamheid. Gekozen is om én passief te bouwen én zoveel als mogelijk te voldoen aan de kwaliteitseisen die horen bij de hoogste score (A) volgens het Frisse Scholen-label. De Passiefschool is een school met een minimaal energieverlies. Daarbij hoort een energievraag voor ruimteverwarming van maximaal 15 kWh per m2 bruto vloeroppervlak en mag het totale primaire energiegebruik maximaal 120 kWh per m2 zijn. Bij de OdyZee wordt dit bereikt door een zeer goede isolatie (een Rc-waarde van 10 m2w/k), extreme luchtdichtheid, balansventilatie met WTW, PV-panelen en zonneboiler op het dak, gebruik van energiezuinige apparaten, daglicht gestuurd HF-verlichting en goede voorlichting aan gebruikers. De CO2-reductie bedraagt maar liefst 85%. |
Bouwkundige maatregelen
Hoe ver je de uitgangspunten van PassiefBouwen moet doorvoeren om op BENG-niveau uit te komen, is veelal een kwestie van omstandigheden. Om te beginnen zal het stedenbouwkundig concept bepalen in hoeverre een optimale zon-oriëntatie voor het gebouw valt te realiseren. Maar ook het verhogen van Rc-waarde voor wandisolatie heeft zo z’n grenzen. Het is wel van belang om de juiste afwegingen te blijven maken en daarbij in gedachten te houden dat de energievraag van een gebouw bij de realisatie voor zo’n 50 jaar wordt vastgelegd.
Installatietechnische voorziening
Na aandacht te hebben besteed aan de oriëntatie en bouwkundige randvoorwaarden, komt de selectie van de installatietechnische voorzieningen aan de orde. Hierbij dienen comfort, warmte- en koude behoefte en duurzaamheid voorop te staan. De uiteindelijke keuze voor het al of niet inzetten van een warmtepomp zal mede afhangen van de uiteindelijke energievraag (warmte en/of koude). Daarbij moet ook altijd rekening worden gehouden met de warmtapwaterbehoefte. Een ander punt van aandacht is de ventilatievoorziening. In de meeste gevallen zal de keuze bijna automatisch vallen op een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning •