Tastbare energietransitie
FIELDLAB THE GREEN VILLAGE
De energietransitie stelt het vakgebied voor interessante uitdagingen, zowel technisch als operationeel. Aalberts hydronic flow control participeert in DreamHûs op The Green Village. Hoe presteren haar innovaties in een bestaande woonomgeving?
“Mijn grootvader heeft de meeste ondergrondse aardgasleidingen in Nederland gelegd en nu help ik ons land van het aardgas af”, zegt Jan Cnossen met een knipoog. Energietransitie zit de innovation manager van Aalberts hydronic flow control in het bloed. Hij bedenkt graag baanbrekende concepten en is nauw betrokken bij het testen van diverse technologieën in The Green Village. Technologieën die Nederlandse woningen aardgasloos helpen maken maar het hoofdgasleidingennet in tact laten.
Lidewij van Trigt, projectmanager van The Green Village, is ‘heel blij’ met de deelname van Aalberts hydronic flow control. “Voor het energiesysteem van de toekomst is een mix van oplossingen nodig. Die kun je wel verzinnen, maar moet je ook testen.” Aalberts hydronic flow control is in dat opzicht een veelzijdig partner. “Het is een innovatief bedrijf met veel interessante dingen om te testen. Wij vormen een erg mooie match.”
The Green Village en DreamHûs
The Green Village is een fieldlab voor duurzame innovatie op Technische Universiteit Delft Campus. Hier onderzoeken en testen kennis- en onderwijsinstellingen, bedrijven, overheden, netwerkbeheerders en andere belangstellenden duurzame innovaties voor de gebouwde omgeving op wijk-, straat- en gebouwniveau. De proeftuin omvat diverse bewoonde woningen om technologieën te testen. Eén daarvan is DreamHûs, een experimenteel woonblok van drie replica woningen uit de jaren zeventig, gerealiseerd door WoonFriesland, Bouwgroep Dijkstra Draisma, The Green Village en de Bewonersraad Friesland. The Green Village bracht Aalberts hydronic flow control met hen in contact met als resultaat dat zij in de middelste woning de toepassing van thermische energieopslag en waterstof kan testen. Van Trigt bewondert die deelname van Aalberts hydronic flow control: “Ze maken het zichzelf best moeilijk door in een bewoond huis te testen en daar systemen te integreren. Maar dat is ook leerzaam.”
Warm(tap)water
Vorig jaar introduceerde Flamco een duurzame boiler die geen water maar anorganisch zout als opslagmedium gebruikt: de FlexTherm Eco. Dit ultracompact, thermisch laadstation zet elektriciteit efficiënt om in warmte en slaat die op voor warm water. De thermische batterij wordt al op meerdere locaties in Nederland toegepast voor warm tapwatervoorziening. Aalberts hydronic flow control voorziet echter meer mogelijkheden voor de toepassing van anorganisch zout als fase-overgangsmateriaal (PCM). Daarom staan er drie in serie geschakelde FlexTherm Eco’s met elk twee warmtewisselaars in de middelste DreamHûs-woning. Twee zorgen er voor warm tapwater en alle drie voor verwarming. De resultaten in de matig geïsoleerde woning (energieklasse B) zijn goed, vertelt director innovation Ben Mureau van Aalberts hydronic flow control: “Het lukt om de woning met weinig voorzieningen op een comfortabele manier van voldoende tapwater te voorzien én te verwarmen.”
Grid ontlasten
De volgende uitdaging is om de thermische accu’s voor verwarming in te zetten zonder het elektriciteitsnet extra te belasten. Dat grid wordt al genoeg belast en er zullen meer fluctuaties ontstaan als er meer groene energie wordt gebruikt. “Met PCM kun je daarop anticiperen door bij een piekvraag de PCM-batterijen aan te zetten en bij een tekort uit te zetten. Beide geven een boost aan het elektriciteitsnet en op deze manier kunnen elektriciteitsbedrijven sturen op het grid en de elektriciteitsvoorziening stabiliseren”, voorziet Cnossen. “En onze FlexTherm Eco’s zijn zo rendabel en onderhoudsarm dat dit goedkoper is dan bijvoorbeeld met elektrische batterijen.” Komende zomer worden de resultaten van de vervolgtesten verwacht. Volgens Mureau zullen vooral corporaties en netbeheerders interesse hebben in de bevindingen.
Nieuwe inzichten
The Green Village is meer dan een technisch fieldlab, benadrukt Van Trigt. Voor het installeren van de PCM-batterijen moesten allerlei vragen beantwoord worden: kan de batterij via de vlizotrap naar boven, moet de bouwconstructie versterkt worden, moeten de bewoners erbij kunnen, enzovoorts. Dat leverde wat aanloopproblemen op, maar vooral waardevolle inzichten: “Die kunnen leiden tot productverbetering en economische afwegingen, zoals de kosten van implementatie. Op basis van die twee kun je vervolgens bepalen welk product voor welke woning geschikt is.”
Juist hier onderscheidt The Green Village zich van elke willekeurige testlocatie. “Wij gaan ook in op een onderwerp als de business case. PCM bijvoorbeeld kan het net ontlasten, maar daarvan profiteert alleen de netbeheerder, niet de corporatie of particuliere woningeigenaar. Daar kun je afspraken over maken. Wij kijken ook of er partijen in het netwerk zitten om met elkaar in contact te brengen om dit soort zaken inzichtelijk te maken.” Mureau onderschrijft dat: “Wij zoeken naar mogelijkheden om corporaties hiervan te laten profiteren door betere prijsafspraken met de netbeheerders te maken of hen aan de investeringskosten te laten bijdragen. Als beide partijen profiteren, kunnen we sneller van het gas af.”
Waterstof
Die netwerkfunctie bewijst zich ook bij het waterstofproject van Aalberts hydronic flow control. Om de middenwoning geschikt te maken voor waterstoftechnologie werken twee The Green Village-participanten, gAvilar en Aalberts hydronic flow control, samen. “Het is een meerwaarde van The Green Village dat zij ons hebben samengebracht; wij sluiten perfect op elkaar aan”, aldus Mureau. gAvilar levert de drukregeling en waterstofmeter terwijl bedrijfsonderdelen van Aalberts hydronic flow control alle waterstofgeschikte leidingen, koppelingen en gasvoerende beugels vanaf het hoofdnet naar de meterkast en de waterstofverwarmingsketel leveren. Cnossen: “In de woning komen drie parallelle leidingen die waterstofgeschikt zijn en waarvan wij er telkens één testen.” De woning wordt aangesloten op het lokale waterstofnet dat Alliander, Enexis Groep en Stedin al op het terrein hebben aangelegd.
Spannend en leerzaam
Cnossen is erg blij met het regelluwe fieldlab, waar het mogelijk is om de toepassing van waterstoftechnologie gecontroleerd te onderzoeken en te testen: “Het is vergunningstechnisch nergens mogelijk om waterstoftechnologie in een bewoonde omgeving te testen, behalve hier. Bovendien is dit beter dan een simulatie.” Dat er nu vertraging is ontstaan in de vergunningsverlening betreuren Cnossen en Mureau ondertussen wel, al beseffen ze dat onbekend hier nog onbemind maakt.
Van Trigt relativeert de vertraging ook: “Dat hoort bij het innovatieproces. Je moet nu eenmaal voor dingen een vergunning krijgen om aantoonbaar veilig te werken en dat kost tijd. Je kunt alles technisch regelen, maar het moet ook maatschappelijk geaccepteerd worden. Je wilt weten waaraan je moet toetsen en welke regels er worden gesteld. Dat is juist spannend en ongelooflijk leerzaam.”
Warmtenetten
Dit voorjaar beslist de stuurgroep van DreamHûs over het aansluiten van een van de woningen op een lage temperatuur open warmtenet. Cnossen voorziet hier nieuwe testmogelijkheden. “Met de warmteafleversets van Flamco kunnen we woningen verwarmen. Maar omdat we daarvoor het liefst restwarmte benutten, moeten we onze interface-units afstemmen op lagere temperaturen. Dat betekent dat we deze units, net als bij de FlexTherm Eco, moeten modificeren. Wie wil innoveren om de energietransitie te faciliteren, moet zichzelf continu uitdagen en opnieuw uitvinden