Koudemiddelen

LET OP ACB-CERTIFICERING

Door de uitfasering van F-gassen worden natuurlijke koudemiddelen steeds belangrijker. Maar aan het gebruik kleven risico’s, daarom is persoonscertificering om de vakbekwaamheidseis aan te tonen een logisch gevolg. Onder de opleiding ACB (voorheen ACK) vallen ammoniak, CO2, brandbare koudemiddelen, R32 en HFO’s.

Binnen de koude-, klimaat- en warmtepompsector zijn de effecten van synthetische koudemiddelen op ons milieu al jarenlang bekend. Om deze reden zijn, met succesvolle afspraken in het Montreal protocol, de ozonaantastende koudemiddelen verdreven. Maar veel van de synthetische koudemiddelen die nu gebruikt worden, leveren een grote bijdrage aan het broeikaseffect. Ze hebben vaak een hoog GWP (Global Warming Potential oftewel aardopwarmingsvermogen).

Versnelling
In Europa is daarom een terugfasering afgesproken waardoor het gebruik van synthetische koudemiddelen met een hoog GWP sterk gereduceerd moet worden.
De EU-commissie wil deze terugfasering nu verder gaan versnellen en daarmee het gebruik van synthetische koudemiddelen nog verder terugdringen.

Natuurlijke alternatieven
Door deze ontwikkelingen zijn de natuurlijke en alternatieve koudemiddelen weer nadrukkelijker in beeld gekomen. De bekendste natuurlijke koudemiddelen zijn ammoniak (R-717), kooldioxide/CO2 (R-744), propaan (R-290) en isobutaan (R-600a). Stuk voor stuk prima koudemiddelen (qua thermodynamisch eigenschappen) met géén of een heel laag GWP. Het zijn ‘natuurlijke’ koudemiddelen, wat betekent dat ze al van nature in de atmosfeer voorkomen. Ze hebben een eigen recycle mechanisme en worden bij emissie ook weer in de natuur opgenomen. De lange termijneffecten op het milieu en klimaat zijn dan ook bekend, dit in tegenstelling tot de synthetische koudemiddelen. Daarvan worden deze effecten vaak pas op termijn duidelijk.

Aanvullende eisen
De toepassing van natuurlijke en alternatieve koudemiddelen vraagt wel om aanvullende kennis en maatregelen voor een goed en veilig gebruik. Dit vanwege de brandbaarheid, giftigheid of andere effecten die met de toepassing samenhangen. Om een goede toepassing te bevorderen zijn normen en regels opgesteld.

Normen en regelgeving
In het Activiteitenbesluit Milieubeheer worden eisen gesteld aan de toepassing van natuurlijke koudemiddelen. Daarbij wordt verwezen naar richtlijnen voor deze koudemiddelen, te weten voor:
• Ammoniak - PGS13:2021
• CO2 - Kooldioxide - NPR7601:2020
• Brandbare koudemiddelen - NPR7600:2020

Praktisch
Dit zijn praktische hulpmiddelen voor risicobeheersing. Ze beschrijven zaken als veiligheid en omgeving, uitvoering en keuring van installaties en vakbekwaamheid van personen. Ze zijn gebaseerd op de NEN-EN 378 deel 1 t/m 4, de Europese norm voor ontwerp, installatie, veiligheid, bediening en onderhoud van koelsystemen en warmtepompen.

Vakbekwaamheid personen
Het Netwerk Koude- en Klimaattechniek houdt toezicht op de veiligheid en de kwaliteit voor het werken met natuurlijke of alternatieve koudemiddelen. Zij beheren de eisen (eind- en toetstermen) die gesteld worden aan het werken met deze koudemiddelen.
Zie: https://www.netwerkkoudeklimaat.nl/ett-eind-en-toetstermen-acb.

Certificering
Voor deze persoonscertificering zijn meerdere varianten opgezet op basis van het koudemiddel en de koudemiddelhoeveelheid van de installatie waaraan gewerkt wordt. STEK is aangewezen als exameninstelling. Het STEK examen bestaat uit een theorie-examen met meerkeuze en open vragen, dit deel wordt digitaal afgenomen. Daarnaast is er het praktijkexamen waarin de praktische vaardigheden van de kandidaat worden getoetst. Bij goed resultaat voor beide examendelen ontvangt de kandidaat van het vakbekaamheidsbewijs voor het betreffende koudemiddel. Zie: https://stek.nl/examens.

Vakbekwaamheid bedrijven
In hierboven genoemde richtlijnen PGS13, NPR7600 en NPR7601 worden ook eisen gesteld aan de bedrijven die met natuurlijke en alternatieve koudemiddelen werken. De koeltechnische installateur die verantwoordelijk is voor het ontwerp van koelinstallaties, moet er zorg voor dragen dat er voor deze werkzaamheden procedures zijn. Deze procedures borgen onder andere dat personen (natuurlijke personen) die deze ontwerpwerkzaamheden uitvoeren competent zijn en dat relevante wetgeving en normen aanwezig zijn en gevolgd worden.

Voldoen
De koeltechnisch installateur en het
ontwerp- of ingenieursbureau kunnen met behulp van bedrijfscertificering onderbouwen dat aan deze maatregel voldaan is. STEK levert schema’s aan voor dergelijke bedrijfs-certificering. Zie: https://stek.nl/bedrijfscertificaten.

Samenvatting
Vanwege de (versnelde) terugfasering van synthetische koudemiddelen is het van belang dat de personen en bedrijven zich oriënteren op en bekwamen in de toepassing van natuurlijke en alternatieve koudemiddelen 

Auteurs: Arie van Ballegooijen en Wim den Boer, STEK

Nieuwe examens

Ten opzichte van de oude examens wordt er in de nieuwe ACB-examens, met uitzondering van het examen voor het werken met ammoniak, onderscheid gemaakt naar het aantal kilogram koudemiddel dat in de installatie zit. Er worden zes examens ontwikkeld:
Een examen A1 voor het werken met ammoniak (ongeacht inhoud koudemiddel);
Een examen C1 (volledige variant) voor het werken met CO2 (ongeacht inhoud koudemiddel);
Een examen C2 voor het werken met CO2 in installaties met een koudemiddelinhoud van max. 25 kg;
Een examen B1 (volledige variant) voor het werken met brandbare koudemiddelen (ongeacht inhoud koudemiddel);
Een examen B2 voor het werken met brandbare koudemiddelen in installaties met een koudemiddelinhoud van max. 25 kg;
Een examen B3 voor het werken met brandbare koudemiddelen in installaties met een koudemiddelinhoud van maximaal 500 gram).
Zie: https://stek.nl/de-nieuwe-acb-examens/

GWP

Aardopwarmingsvermogen is een aanduiding voor de mate waarin een broeikasgas kan bijdragen aan de opwarming van het klimaat. De internationaal gebruikte afkorting is GWP (van global warming potential). Het is een relatieve maat, die het aardopwarmingsvermogen van een broeikasgas aangeeft vergeleken met dat van koolstofdioxide (CO2); meer bepaald, het opwarmingsvermogen in een periode van 100 jaar van 1 kg van het gas ten opzichte van 1 kg CO2. Minder vaak worden ook de perioden 20 en 500 jaar gebruikt. Het aardopwarmingsvermogen is afhankelijk van de gebruikte tijdsperiode; voor sommige gassen vergroot het wanneer een langere tijdsperiode wordt beschouwd, voor andere gassen verkleint het; dit hangt af van de levensduur van de gassen in de atmosfeer. De snelheid waarmee de concentratie van een gas in de atmosfeer vermindert in de tijd is niet altijd even goed bekend en daarom zijn niet alle waarden van het aardopwarmingsvermogen even betrouwbaar. Ook is het afhankelijk van in welk deel van het spectrum een gas absorbeert. Als een ander gas op dezelfde plaats actief is, zal er minder straling over blijven om te absorberen en zal de GWP dus lager zijn. Het aardopwarmingsvermogen van koolstofdioxide is per definitie gelijk aan 1.