De gemeente Amsterdam heeft de afgelopen jaren circa 35 miljoen geïnvesteerd in de verbetering van het binnenklimaat van 110 scholen. Merosch is als adviseur nauw betrokken bij het project. Bart Advokaat vertelt in dit artikel voor welke uitdagingen het team staat en op basis van welke criteria ze de geschikte ventilatieoplossing selecteren. De vernieuwing van ventilatiesystemen in bestaande schoolgebouwen brengt de nodige uitdagingen met zich mee. Elk pand heeft weer andere bouwkundige eigenschappen. De beschikbare ruimte voor het aanbrengen van aanvullende installaties is vaak zeer beperkt, zeker als het gaat om gebouwen uit de jaren ‘70. Ook de constructie is een aandachtspunt. Er zijn meestal weinig constructieve gegevens bewaard gebleven en soms zelfs niet meer beschikbaar in het stadsarchief. Creativiteit gevraagd Advokaat: “En of het nou gaat om centrale of decentrale ventilatie units, ze zijn allebei erg zwaar. Om die reden is het van groot belang dat de ophanging of plaatsing ook constructief wordt doorgerekend, want veiligheid staat voorop. Daarbij lopen er allerlei cv-leidingen en kabelgoten op de meest onverwachte plekken, die een hoop onvoorzien en extra werk kunnen opleveren in een al zeer krappe uitvoeringsperiode. Dit alles vraagt de nodige creativiteit om te komen met oplossingen die passen binnen het budget en geen ruimtelijke belemmeringen opleveren. Ook de eisen van Welstand, de mogelijke aanwezigheid van asbest en de beschikbare financiën maken dat er voldoende redenen zijn om te spreken van een uitdagend project.” Decentraal versus centraal “Regelmatig moeten we de afweging maken of we zullen kiezen voor een centraal
Auteur: Ruud
De wc van de buren kunnen horen doorspoelen, een rioolstelsel dat overstroomt tijdens een extreme regenbui, lastige discussies met de opdrachtgever over de lay-out van de installatie… Het zijn allemaal problemen waarmee installateurs van rioleringen vaak te maken hebben. Een heldere richtlijn biedt dan uitkomst. Babylonische spraakverwarringen zijn geen uitzondering in de wereld van afvalwatertechniek. Die onduidelijke zin of tabel over het ontwerpen van een installatie; de ene installateur interpreteert die zo, de andere zus en de opdrachtgever wéér anders. Erg lastig om zo gebouw- en buitenrioleringen storingsvrij aan te leggen. Neem bijvoorbeeld het combineren van ontspanningsleidingen. De verticale standleidingen moeten in theorie allemaal een eigen dakdoorvoer krijgen, maar dat is vaak ongewenst en kostbaar. Meestal kiest de vakman er dan voor om ze onder het dak te verzamelen via een horizontale leiding, met gezamenlijk één dakdoorvoer. Maar mag je daar nu maximaal 10 standleidingen combineren, of mogen het er in sommige gevallen ook meer zijn? Veel ruimte voor discussie Ander voorbeeld: stortleidingen komen vaak in een voorgespannen vloer, maar je moet er als installateur nog wel voor kunnen zorgen dat er een afschot wordt gerealiseerd. Soms lukt dat niet en komt hij op tegenschot te liggen. En dan hebben we het nog niet eens over problemen als verstopte riolering, geborrel van stankafsluiters, geluidsoverlast van het toilet van buren, en stank. Allemaal problemen waarmee installateurs, en opdrachtgevers, vaak te maken hebben, maar waar níet altijd een eenduidige, onomstotelijke norm of richtlijn voor bestaat. Logisch dat er dan veel ruimte is
Balansventilatie is bezig met een ongekende opmars. Volgens deskundigen heeft het systeem al een marktaandeel van 40%. Toch zijn niet alle experts er even enthousiast over. Zo verklaarde GGD-gezondheidsdeskundige Martin Eggens liever natuurlijke ventilatiesystemen in huizen te zien. Terecht of onterecht?
Uit ervaring weten we dat er na, zeg 15 jaar, in een bestaand gebouw verbazingwekkend weinig kennis meer is van de technische installaties. Na oplevering van gebouwen verdwijnen technische tekeningen ‘als sneeuw voor de zon’. En mocht een gebouw één of meerdere keren van eigenaar veranderen, dan is de ramp al helemaal niet te overzien. Kortom, vaak weet niemand na een aantal jaren nog iets van de technische invulling van een gebouw. Dat is lastig voor een installateur die bijvoorbeeld in een appartementengebouw een nieuw cv-toestel moet gaan plaatsen. Het eerste wat hij moet uitzoeken is: wat zit er achter de wand? Welk rookgasafvoersysteem is toegepast en wat betekent dit voor de renovatie van ervan in combinatie met een cv-toestelvervanging. Kan hij dit zelf of moet hij hiervoor een specialist inschakelen? Wat hem zou kunnen helpen is een ‘schoorsteenaansluitplaat’ op of bij de aansluiting in de wand, waarop hij kan zien wat hij kan tegenkomen tijdens zijn werkzaamheden. De meest essentiële informatie zou hierop moeten staan. In ieder geval de productmarkering of ‘designation string’ (de belangrijkste kenmerken) van het afvoersysteem, evenals het jaar van installatie en de maximale levensduur van het systeem. Zo is simpel na te gaan of en hoelang het systeem nog bruikbaar is, en aan welke eigenschappen het nieuw aan te sluiten cv-toestel moet voldoen. Deze en andere gedachten zijn al vormgegeven in het onlangs ontwikkelde document ‘Het nieuwe CLV-systeem’ (Hfst. 7) waarin alle kwaliteitseisen voor het installeren van rookgasafvoersystemen voor modernste (C10) cv-ketels zijn samengebracht. In
Dat ventilatie belangrijk is voor een goed binnenklimaat weten de meeste installateurs wel. Maar dat de vele ontwikkelingen leiden tot nieuwe richtlijnen en aangepaste regelgeving is menig installateur nog onbekend. Wat verandert er zoal? Allereerst, wat is er zo belangrijk aan die ontwikkelingen in de ventilatie? Het antwoord vloeit voort uit de veranderende wijze van bouwen en installeren. Zo is er een grote focus op energetische verduurzaming, met als consequentie dat we in het afgelopen decennium naast isoleren ook veel luchtdichter zijn gaan bouwen en renoveren. Ook is er veel meer aandacht gekomen voor de kwaliteit van de buitenlucht, de lucht waarmee we onze gebouwen ventileren. Maatwerk Hierdoor groeit de vraag naar toepasbare ventilatie-oplossingen op maat. De industrie heeft dan ook niet stil gezeten; vele nieuwe, maar vooral energiezuinige, stille systemen met behoud van de ventilatieprestatie zijn in de afgelopen jaren op de markt gekomen. De aandacht voor een goed werkend ventilatiesysteem als geheel (toevoer-doorstroom-afvoer) is daarbij hét uitgangspunt geworden. Kritischer kijken Tegelijkertijd leert de praktijk ons dat we graag ventilatieconcepten blijven toepassen zoals we al vele jaren gewend zijn. En hier zit de crux… Aangezien de omstandigheden veranderen, zouden we ook kritischer moeten gaan kijken naar ventilatie. Want recente onderzoeken leren ons dat er fundamenteel zaken niet goed gaan als we de bouwregelgeving en de aangewezen normen (NEN1087/8087) als referentie aanhouden. Hoe zit dat dan? Onderzoek leidt tot planvorming Als de aangebrachte ventilatievoorzieningen en de geïnstalleerde ventilatiecapaciteit minimaal voldoen aan het Bouwbesluit, dan nemen we aan dat de ventilatieprestatie
Er was een moment dat ventilerend Nederland haar hart vasthield. Na de perikelen in Vathorst leek balansventilatie ten dode opgeschreven. Maar niets is minder waar. Technologische vernieuwingen, een stijging van het algemene kennisniveau en de groeiende vraag naar duurzame woningen hebben de afgelopen jaren juist gezorgd voor een enorme vraag naar balansventilatiesystemen. Jelmer de Jong is sinds 2006 werkzaam als Ventilatieconsultant bij Brink Climate Systems. Hij vertegenwoordigt daarnaast zijn werkgever en de Vereniging Luchttechnische Apparaten (VLA) in Nederlandse en Europese normcommissies. Voordat hij bij Brink Climate Systems aan de slag ging, verdiende hij jarenlang de kost als Productmanager bij Climarad. De Jong heeft kortom nauwgezet alle ontwikkelingen op ventilatiegebied kunnen volgen de afgelopen decennia. Onderzoek “Rond 2008 waren er stevige discussies over het wel of niet functioneren van balansventilatie. We hebben ons wel eens afgevraagd of de politiek dergelijke systemen zou gaan verbieden. Zover is het gelukkig niet gekomen, wel wees grootschalig onderzoek van BBA Binnenmilieu in opdracht van het RIVM uit uit dat er veel mis was met alle typen geinstalleerde ventilatiesystemen.” Bewonersgedrag Zo bleek menig installateur uit prijsoverwegingen de geluidsdemper(s) weg te laten. De gevolgen laten zich raden; bewoners zetten het ventilatiesysteem uit of standaard op de laagste stand. Daarnaast vereisen standaard ventilatiesystemen actief bewonersgedrag. Denk aan het openen en sluiten van roosters bij systemen met natuurlijke toevoer, of het schoonmaken dan wel vervangen van filters bij balansventilatiesystemen. Wordt dit achterwege gelaten, dan krijg je last van een slecht binnenklimaat, geluidsklachten en kan de energierekening fiks oplopen. “Rond
“We moeten meer en beter met elkaar samenwerken” wordt vaak gezgd. Maar wat betekent ‘samenwerken’? Volgens Van Dale: ‘met verenigde krachten werken, gemeenschappelijk aan eenzelfde taak werken. Ik betrek dit eens op de wereld van gebouwbeheersystemen (GBS). GBS wordt volgens mij toegepast om optimale functionaliteiten te leveren aan de gebruiker: technische integraties moet méér brengen dan de autonoom werkende oplossing. Dit betekent dat de slimme integratie van technieken en diensten ondersteunend zijn aan functionele doelstelling(en). Juist dit maakt GBS kennisintensief en anders dan conventionele installatietechniek. Vanuit de techniek gezien ‘knoopt’ de branche nu alles probleemloos aan elkaar. Aanbieders roepen om het hardst dat het goed integreren (= vorm van samenwerken!) van een scala aan techniek geen onderwerp van discussie meer is. Althans, dat is het algemene beeld. De harde praktijk is anders. Gebruikers ervaren toegezegde functionaliteiten nog niet als probleemloos werkend. Kortom, systeemintegratie betekent nog niet dat er (optimaal) samengewerkt wordt. GBS overstijgt techniek en vraagt om omvangrijke kennis en specialistische deskundigheid van álle betrokken partijen, inclusief klant. Functionerende GBS eist vergaande integrale samenwerking ook op procesniveau. In een GBS-project heeft iedere partij een belang en belangeloos samenwerken bestaat niet. Een integrale benadering van het gezamenlijke belang wordt zo structureel onderschat. Van samen werken, samenwerken maken. Kan dat? Ik denk van wel. Mits er bij álle partijen duidelijkheid is over de onderlinge complementaire verhoudingen en er een helder gezamenlijk belang is geformuleerd, onder realistische condities. Het vraagt een andere manier van denken, organiseren en doen. Gaan we als vastgoed-, bouw-
Omdat het zo’n impact had (en heeft) op onze samenleving, sta ik nogmaals stil bij het feit dat twintig jaar geleden de grootste legionella-uitbraak ooit plaatsvond in Bovenkarspel. 32 mensen overleden en honderden werden ziek. Van de overlevenden ondervindt nog een zeer groot aantal dagelijks hinder van de besmetting. Prof. P. Speelman van het AMC ziekenhuis heeft destijds 89 personen twee jaar gevolgd. Veel mensen bleken restklachten te hebben, zoals geheugenverlies concentratiestoornis, gewrichtspijn en vermoeidheid. Recent heeft de stichting Veteranenziekte een soortgelijk, zeg maar vervolgonderzoek gedaan. Schrik niet, de cijfers zijn bijna identiek. Kortom, het hakt er nog altijd stevig in. Andries Knevel, nu ambassadeur voor de stichting, weer daarover inmiddels mee praten. Tien jaar geleden was er een herdenking in Bovenkarspel en organiseerde de stichting een groot congres in Amersfoort. Ik had destijds met mevrouw Els Borst bekokstoofd dat de oprichters van het eerste uur een onderscheiding zouden krijgen. Daar kwam nog heel wat bij kijken: goedkeuring van Hare Majesteit en geheimhoudingsplicht voor de familie en mij. Er waren ongeveer 350 mensen aanwezig, waaronder personen die dierbaren hadden verloren en slachtoffers waarvan de meesten dus met restklachten en arbeidsongeschikt. Een zeer emotionele ervaring. Gelukkig is de wetgeving en controle nu sterk verbeterd maar er liggen nog steeds grote gevaren op de loer voor een nieuwe uitbraak. Kijk de recente uitzending van Zembla naar aanleiding van twintig jaar Bovenkarspel er maar eens op terug. Installateurs kunnen aan het voorkomen van dit soort drama’s een steentje bijdragen door onder andere gebruikers
Maatwerk, dat is een terugkerend woord in het betoog van Ruud Meijer. De directeur van FabricAir weet met de nodige schwung zijn producten aan de man te brengen. Waar we het over hebben? Textiele luchtkanalen. Ze zijn tegenwoordig in alle kleuren, vormen, afmetingen en lengtes verkrijgbaar. Textiele luchtkanalen zijn al enige tijd in opmars. FabricAir installeert ze onder andere bij sportscholen, kantoren, zwembaden en fabrieken. Nee, niet in de woningbouw, vertelt Meijer. “Textiele luchtkanalen mogen alleen als zichtwerk worden aangebracht en met een geregelde luchttoevoer. In de woningbouw worden metalen kanalen vaak weggewerkt, volgens de brandweer levert de textiele variant te veel risico’s op als er een brand uitbreekt. Metaal houdt het langer uit bij hoge temperaturen.” Voordelen En daarmee zijn we gelijk aanbeland bij een hot issue in de kanalenbranche: wat zijn de voordelen van textiele luchtkanalen ten opzichte van de metalen varianten? Meijer heeft duidelijk al vaker uit dit vaatje getapt, want hij weet ze in een rap tempo op te sommen: “Met textiele luchtkanalen ben je volledig vrij in het ontwerp, met metaal ben je gebonden aan hoeken, verlopen, diameters enzovoorts. Daarnaast hoeven ze niet te worden ingeregeld, want er zijn geen geluidsdempers en kleppen nodig. Bovendien is het gewicht vele malen lichter, wel zo handig in verband met de dakconstructie. En ze zijn eenvoudig aan te leveren op de bouwplaats en makkelijk te onderhouden. Je haalt ze van de rails en stopt ze in de wasmachine.” Installatiegemak Volgens Meijer zijn textiele luchtkanalen 30% sneller te installeren
Onlangs verscheen het boek Human + machine waarin Paul Daugherty en Jim Wilson de impact van robotisering en kunstmatige intelligentie schetsen. Het boek opent je ogen voor de kansen en uitdagingen van de toekomst. Meer dan 90% van het werk zal op de een of andere manier door kunstmatige intelligentie veranderen. En 15 tot 20% van het werk zal straks volledig zijn geautomatiseerd. Het World Economic Forum voegt hieraan toe dat kunstmatige intelligentie in 2025 75 miljoen banen doet verdwijnen, maar ook 133 miljoen banen creëert. Wat zeggen deze cijfers voor jou? Waar sta jij als werknemer? Wat doe je als werkgever? Het is moeilijk om op toekomstvragen precieze antwoorden te geven. Maar zeker is dat het gaat om kansen pakken. Met kunstmatige intelligentie ontstaan nieuwe werkvormen en businessmodellen. Deze bieden kansen die je moet zien te verzilveren. Voor de branche betekent dit individueel én samen investeren in scholing. Van álle medewerkers. Want de komende jaren zal elke dag voor elke werknemer veranderingen brengen. Slimme marktoplossingen zullen vragen om andere ontwerpen, andere onderhoudsvormen en andere begeleiding. Maar ook om andere interne bedrijfsprocessen. Deze veranderingen zijn geen bedreiging, maar vragen wel om actie: een leven lang ontwikkelen! Hiermee sta je open voor nieuwe manieren van werken, maar heb je ook een open vizier naar de toekomst, de bereidheid om te (blijven) bewegen en een goede basis om van je werk te genieten. Best lastig voor een MKB-bedrijf dat op zoek is naar vakmensen die de bestaande werkvoorraad moeten oppakken of dat