Verkleinen van de koudemiddelinhoud
Met als doel de CO2-uitstoot sneller te verlagen, vinden op dit moment onderhandelingen plaats over de herziening van de F-gassenverordening. De belangrijkste transitie is de overgang van koudemiddelen met een hoog aardopwarmingsvermogen (hierna GWP) naar alternatieve koudemiddelen met een laag GWP. Sommige laag GWP koudemiddelen brengen wel veiligheidsrisico’s met zich mee. Zo is er voor de directe omgeving kans op verstikking, vergiftiging, brand en explosiegevaar. Om de koudemiddelinhoud te verkleinen en koudemiddelen buiten gebouwen te houden om daarmee de risico’s te beperken, kan gekozen worden voor de toepassing van indirecte systemen.
Bij een indirect systeem staat de warmte- en/of koude-opwekker die gevuld is met koudemiddel buiten opgesteld. Binnen het gebouw wordt gebruik gemaakt van een distributie- en afgiftesysteem dat is gevuld met water. Waar de koeltechnisch monteur vroeger alleen te maken kreeg met een installatie volledig gevuld met koudemiddel, komt daar nu dus een deel bij dat gevuld is met water. Daarvoor moet de monteur nu zowel van het koeltechnische als het waterzijdige deel en de afstemming en regeling tussen beide installatiedelen kennis hebben. Dit betekent dat alle medewerkers binnen een bedrijf die onderdeel zijn van de totstandkoming van deze techniek (van projectleider tot monteur) hun kennis moet uitbreiden om futureproof te zijn. Om dit mogelijk te maken, moeten ook de bestaande opleidingen aangepast worden en wellicht nieuwe worden ontwikkeld zodat de kennis binnen onze sector gewaarborgd is en we de verduurzamingsopgave waar kunnen maken.
Binnen NVKL bereiden we ons voor op dergelijke ontwikkelingen en spelen we hier als sector op in. Onze NVKL-erkende bedrijven pakken dit onderwerp beet en kunnen hier snel op anticiperen. Zij zijn in het bezit van de NVKL-erkenning en voldoen aan alle verplichte wet- en regelgeving, opleidingen en vakkennis waarop zij bovendien tweejaarlijks getoetst worden.
Coen van de Sande, directeur NVKL