LT-warmtenetten
het wil nog niet vlotten maar doorbraak komt eraan
Het wil nog niet vlotten met LT-warmtenetten, maar toch lijkt er een gouden toekomst te zijn weggelegd voor deze duurzame oplossing. Volgens Sebastiaan Knepper, deskundige en junior duurzaamheidsadviseur bij Merosch, is het slechts een kwestie van tijd voordat de grote doorbraak komt.
IZ sprak twee jaar geleden al uitgebreid met Knepper. Hij was toen bezig af te studeren bij de TU Delft op LT-warmtenetten. Inmiddels heeft hij zijn Mastertitel gehaald en werkt hij bij Adviesbureau Merosch.
Aantallen
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: Er zijn op moment van schrijven nog 0 projecten met LT-warmtenetten gerealiseerd, vertelt Knepper. Maar de sector staat niet stil. Twee jaar geleden bleek er nog de nodige onduidelijkheid te zijn over welke temperatuurrange we nu precies spreken bij LT-warmtenetten. Dat is inmiddels wel voorbij.
Uniform
“Ik zie nu een meer uniforme benadering”, vertelt Knepper. “Bij HT is de temperatuur van de warmtebron hoog genoeg om aan woningen water van circa 70 °C te leveren, MT zit tussen de 50 – 70 °C, LT tussen de 30 - 50°C en tot ZLT rekenen we alles wat onder de 30° zit.”
Warmtebronnen
De warmtenetten kunnen in theorie gebruik maken van verschillende bronnen, vertelt Knepper. “Eigenlijk geven lokale omstandigheden de doorslag. In pak ‘m beet een waterrijke provincie als Friesland zal je bijvoorbeeld eerder de warmte oogsten van oppervlaktewater. In Zuid-Holland daarentegen is geothermie interessanter. Daarnaast kan je warmtenetten ook voeden met rioleringswarmte.”
Gelijkwaardigheid
Hoewel er dus verschillende opties op tafel liggen, zijn ze niet allemaal gelijkwaardig, legt Knepper uit. “Bij geothermie heb je hogere temperaturen met weinig fluctuaties, dat is dus erg gunstig. Bij riothermie daarentegen werk je met temperaturen rond de 20°C. In zo’n geval kan je niet om een warmtepomp heen om de temperatuur naar een hoger niveau op te krikken.”
Legionellarisico
Want ook al wordt de warmte via een warmtewisselaar overgedragen aan het cv-net binnen de woning of het utiliteitsgebouw: er blijft een risico op legionella als je met lage temperaturen werkt. Ook de aanvoertemperatuur binnen het pand ligt dan immers laag, als je er geen warmtepomp tussen zet. Knepper: “Als de isolatie optimaal is, kan je theoretisch gezien werken met lagere aanvoertemperaturen voor het warm tapwater en zo energie besparen, maar er is meer onderzoek nodig om te kijken of dat echt mogelijk is.”
Versus warmtepompen
De grootste concurrent voor warmtenetten lijkt vooralsnog de warmtepomp te zijn. Volgens Knepper hangt het van de locatie af, wie er als beter uit de bus komt. “In dichtbevolkte gebieden kamp je vaak met ruimteproblemen en hebben mensen sneller last van geluidsbronnen, dan ligt de keuze voor een LT-warmtenet voor de hand. Komt nog bij dat een LT-warmtenet in zijn algemeenheid het elektriciteitsnet minder belast en beter scoort qua efficiëntie. Bovendien is in de bestaande bouw vaak een grootschalige aanpak nodig, waarbij je het isolatieniveau opschroeft en de bestaande radiatoren vervangt. Wil je je investeringen terugverdienen, dan loop je al snel tegen terugverdientijden aan van rond de 30 jaar. Dat zet geen zoden aan de dijk.”
Nieuwbouw
In de nieuwbouw is de situatie gunstiger voor warmtepompen. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te wijzen. Allereerst heeft de bouwkolom meer mogelijkheden om via passieve bouwkundige maatregelen de energievraag al terug te brengen tot een minimum. Denk bijvoorbeeld aan groene of reflecterende daken. Maar ook aan isolatie. Hier kleeft echter wel een nadeel aan, namelijk dat het pand sneller opwarmt. Vandaar de TOjuli-eis, waarmee oververhitting wordt tegengegaan. “Met een LT-warmtenet zal je niet snel door die kritieke grens heengaan.”
Projecten
Ondanks alle kansen en mogelijkheden staat de teller nog steeds op 0. Hoe lang nog?
Knepper: “Er lopen een aantal programma’s voor aardgasvrije wijken, waar LT-warmtenetten komen. Over pakweg 2 jaar zullen er een aantal zijn gerealiseerd. De utiliteit zal waarschijnlijk dan aankoppelen, ik acht de kans klein dat er separate netten komen voor utiliteitsgebouwen. Zelfs bij bedrijventerreinen zie je dat iedereen liever voor een eigen oplossing gaat.”
Stakeholders
Veel woningcorporaties zitten met de handen in het haar. Ze zijn de motor achter het Klimaatakkoord maar weten nog niet op welke manier ze hun huizenvoorraad gaan verduurzamen. “Wij worden regelmatig ingeschakeld om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn”, vertelt Knepper. “Het is een lastige situatie, omdat je verschillende stakeholders hebt, die je uiteindelijk op 1 lijn moet zien te krijgen. Van de corporaties zelf, tot bewoners en gemeentes.” En uiteindelijk heb je natuurlijk ook liever de installateur aan jouw zijde, als je eenmaal de koe bij de horens vat. Er is een krachtige lobby die er nu voor pleit om waar mogelijk over te stappen op warmtepompen. Installateurs gaan daar ook deels in mee. Knepper merkt echter dat de branche niet afwijzend staat ten opzichte warmtenetten. Wel is het soms moeilijker om door de bomen het bos te zien. Er zijn inmiddels al zoveel oplossingen op de markt om de verduurzamingsslag te maken. Van infraroodpanelen, warmtepompen, en elektrische cv-ketels tot hybride systemen en warmtenetten. En daar komt op termijn nog de waterstofketel bij. Wat kies je dan als installateur?
Toekomst
Volgens Knepper zal het in de toekomst draaien om maatwerk, waarbij er plek is voor meer verwarmingsoplossingen dan alleen warmtepompen en warmtenetten. “In de nieuwbouw zal men vooral gaan voor all-electric systemen en warmtenetten. De bestaande bouw schakelt al deels over op hybride oplossingen, ik denk dat de waterstofketel op termijn een goede kanshebber is voor slecht geïsoleerde woningen. Tot slot zie ik ook wel kansen voor biogasketels in de bestaande bouw.”
Welk warmtenet?
Milieucentraal gaat op haar website uitgebreid in op de vraag welk warmtenet nodig is voor welk type woning. “Als het warmtenet warm water levert van 90 graden, net zoals een hr-ketel kan, is ieder huis geschikt voor een aansluiting op een warmtenet. Ook al is het slecht geïsoleerd. Nadeel is dat opwekken van zo’n hoge temperatuur niet zo efficiënt is. En warmtenetten met water van 90 graden verliezen naar verhouding veel energie tijdens het rondpompen van de ketel naar de woningen in een wijk. Bovendien is een slecht geïsoleerde woning een energieslurper. In oudere wijken is betere isolatie soms lastig te realiseren. Daar kan een warmtenet van 70 graden uitkomst bieden. Voor 50-55 graden moet er worden voldaan aan de volgende voorwaarden: goede dakisolatie aan de binnenkant van het dak (Rc = 4), zeer goede vloerisolatie (Rc =3,5), ten minste spouwmuurisolatie en HR++ glas in de ramen. Dit isolatieniveau is haalbaar in veel bestaande wijken. Voor warm water in keuken en badkamer is dan een naverwarmer nodig. Om besmetting met legionella te voorkomen moet het kraanwater in een boiler minstens een keer per week tot boven de 60 graden verwarmd worden. In pas gebouwde of nog te bouwen wijken zijn woningen standaard zo goed geïsoleerd dat ze geschikt zijn voor een zeer lage temperatuur van 40 graden. Ook wijken die een grondige renovatie krijgen, kunnen geschikt gemaakt worden. Bij 40 graden verliezen de leidingen van het warmtenet zelf maar heel weinig warmte. Bovendien kan het warmtenet dan ook restwarmte met een lagere temperatuur gebruiken.”