Totaalconcept
VENTILATIE VOOR GESTAPELDE WONINGBOUW
In 2018 brachten adviesbureau Hiensch en fabrikant Barcol-Air een nieuw ventilatieconcept op de markt. Ruim 5 jaar later vertelt Hiensch DGA Kees Koot hoe het CERA-systeem sindsdien is doorontwikkeld. En, geeft hij zijn visie op de huidige ontwikkelingen in de ventilatiebranche.
Het was een schot in de roos. Met CERA kon en kan de markt goed inspelen op gestapelde woningbouw. “Sinds 2018 worden er meerdere duizenden woningen per jaar aangesloten op het ventilatiesysteem.”
Energiebesparing
“We realiseerden ons dat er nog een behoorlijke energiewinst te boeken viel. Anno 2018 ging de helft van onze thermische energie naar de warmtapwater bereiding en de rest was bestemd voor ruimteverwarming. En van dat laatste deel was circa 50 % nodig om te ventileren.” Dat is eigenlijk nog steeds het geval, constateert Koot.
Opbouw
Bij het CERA-systeem staat de centrale ventilatie unit met wtw op het dak of in de kelder. Via het kanalenstelsel wordt verse lucht toegevoerd en vervuilde lucht afgezogen. Ieder appartement krijgt een eigen slimme regelunit. Deze is leverbaar in twee uitvoeringen; als 1- en als 2-zonesysteem. De unit bevat onder andere de balansregeling en wordt via een CO2- of vochtsensor aangestuurd. De box heeft compacte afmetingen en kan in de bergruimte van appartementen tegen de schacht met ventilatiekanalen worden geplaatst en vervolgens worden aangesloten op de instortkanalen in de woning zelf. Aangezien de regelunit geen ventilator bevat, produceert de box nauwelijks geluid. Ja, een werkende regelklep brengt wat decibellen met zich mee, maar het niveau zit ruim onder de verplichte 30 dB van het Bouwbesluit, vertelt Koot. Kiest de opdrachtgever voor een 1-zone systeem dan wordt de hoeveelheid verse lucht geregeld via een meting in de woonkamer, de afzuig vindt plaats in de natte ruimtes en de keuken. Bij een 2-zone systeem is ook nog een aparte geregelde luchttoevoer voor de slaapkamers met extra CO2-sensoren.
Installatie- en onderhoudsgemak
Al met al is het CERA-systeem eenvoudig te installeren, aldus Koot. Zeker in een nieuwbouwproject. Bij een transformatie-opgave moeten dikwijls de oude kanalen en schachten worden vervangen, omdat het nieuwe tracé vaak een andere route volgt. Het onderhoud is simpel, bleek wel de afgelopen jaren. “Het advies is om de bij de collectieve installatie de filters 2x per jaar te vervangen, zo’n 1x per 5 jaar de kanalen te inspecteren en zeg 1x in de 10 jaar de sensoren te vernieuwen. De centrale unit met ventilator en filter staat op het dak of in de kelder, de installateur hoeft voor werkzaamheden dus niet langs bij de bewoner zelf. Uiteindelijk is gebleken dat met name bij beleggers en woningcorporaties dit argument van ontzorging en besparing op onderhoud net zo zwaar weegt als de energiebesparing.”
Doorontwikkeling
In de loop der tijd is het systeem doorontwikkeld. Zo zijn de units nu van kunststof in plaats van metaal. “Dat heeft alles te maken met de schaalgrootte waarop de productie plaatsvindt. Daardoor is het nu financieel aantrekkelijk om kunststof uitvoeringen te maken.” Ook hebben monitoring en sturing op basis van CO2 en vocht duidelijk aan populariteit gewonnen. Het CERA-systeem blijkt vooral een handige oplossing te zijn voor utiliteitsgebouwen die worden getransformeerd in goed geïsoleerde complexen met kleine studio’s. “Zet er een luchtverwarmer bij en je kan ook nog eens snel verwarmen.
Dat scheelt de aanleg van een vloerverwarmingssysteem, waar veel meer bij komt kijken.”
Prestatieniveau
Hiensch heeft bij een aantal projecten ook de prestaties gemonitord. “We blijken de energiekosten zeker met 50 % te kunnen reduceren en het CO2-niveau blijft goed, zelfs als de bezetting van een ruimte snel verandert.” Een vraagstuk blijft nog waarom de retourlucht in meerdere gevallen een vrij lage temperatuur heeft, zo rond de 18 graden Celsius. “Heeft het te maken met energiebesparing en zetten de bewoners hun thermostaat laag of doen ze frequent de ramen open bij de afzuigpunten in de badkamer en het toilet? We zijn het nog aan het onderzoeken.”
D of C?
Het CERA-systeem werkt op basis van balansventilatie. Die ventilatietechniek is duidelijk in opmars, merkt Koot. “We gaan steeds meer naar een situatie toe, waarin systeem D de norm wordt in de nieuwbouw en men zijn toevlucht neemt tot systeem C als het echt niet anders kan. Systeem D scoort beter qua energieprestatie en ventilatiekwaliteit. Bovendien vermijdt je comfortklachten door koudeval en worden er geen roosters dichtgezet. Ik denk dat met de toenemende aandacht voor gezonde gebouwen met goede ventilatie systeem C uiteindelijk een aflopend verhaal is.”
Luchtreiniging
Daarmee lijkt deze ventilatiemethodiek de luchtreiniging achterna te gaan. Tijdens de coronapandemie nam de belangstelling voor luchtreiniging stormenderhand toe. “Maar het heeft niet doorgezet, het is nu bezig een stille dood te sterven. Ik merk dat het accent vooral is komen te liggen bij beter en variabel ventileren.” Ook de discussie over het meten van de luchtkwaliteit aan de hand van meer paramaters is wat verstomd. CO2 blijft leidend. “Je kan meer parameters gebruiken, zoals fijnstof bijvoorbeeld. Maar het CO2-gehalte zegt indirect eigenlijk ook al veel over het fijnstofniveau.”
Gezondheid
Jarenlang lag het accent in de installatietechniek op energiebesparing, soms, helaas, ten koste van de gezondheid en het comfortniveau. Door onderzoek, onder andere van TNO, lijkt daarin een kentering te zijn opgetreden. Koot merkt bijvoorbeeld bij een grote opdrachtgever in de sociale sector dat als het erop aankomt goede ventilatie prevaleert boven energiebesparing.
Tot slot
Nederland is geen eiland. Grote, internationaal opererende beleggers oefenen veel invloed uit op onze gebouwde omgeving. Zij hanteren hierbij vaak ook hun eigen duurzaamheidsambities die verder gaan dan lokale wetgeving en afkomstig zijn van supranationale gremia, zoals de EU, de WHO, het WEF. Deze ambities worden vastgelegd in hun eigen jaarverslagen via ESG-rapportages, waarop ook getoetst wordt door accountants. Ook deze tendens zal doorzetten, denkt Koot
Project
Hyde Park is een hypermoderne stadswijk met internationale allure. Het totale plan is opgebouwd uit zogenaamde Hoofddorpse Huizen met elk hun eigen identiteit en stijl, die geplaatst zijn op een gezamenlijke parkeergarage met binnentuin. Elk Hoofddorps Huis heeft een eigen entree en eigen installaties. Om voldoende zonlicht toe te laten is er gekozen voor een getrapte bouwvorm met groene dakterrassen en zogenaamde pixels. Er is in principe vrijwel geen plek voor installaties op de daken en ook niet voor PV-panelen. De (ventilatie)installaties dienden aan te sluiten bij dit architectonische ontwerp en de EPC-eisen en duurzaamheidsambities. Door de inzet van het CERA-systeem in combinatie met de WKO-installatie was het mogelijk om te voldoen aan de EPC-eisen zonder dat er veel PV-panelen nodig zijn ter compensatie. Door de opstelling van de collectieve WTW’s in de kelder met verse luchtaanzuig uit de binnentuin en afblaas van de retourlucht naar de garage is het gelukt om vrijwel alle installaties op de daken te elimineren. Hierdoor is er echt ruimte ontstaan voor het creëren van mooie dakterrassen.